Een energiezuinige en milieubewuste bewaarloods

met dank aan de Vamil- en MIA-regeling

“75 procent van het stroomverbruik op mijn bedrijf is afkomstig van de bewaring”, vertelt Thijs Geerse (28). Alle reden voor de biologische akkerbouwer om in 2011 met hulp van de fiscaal aantrekkelijke regelingen MIA en Vamil een milieubewuste en energiezuinige bewaarloods te bouwen.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Biologisch akkerbouwbedrijf

In Zeewolde runt Geerse een biologisch akkerbouwbedrijf. Op meer dan 100 hectare teelt hij pompoenen, aardappelen, uien, wortelen, erwten, bonen, graan en spinazie. Agrarische dienstverlening op biologische akkerbouwbedrijven is een neventak van de akkerbouwer.

MIA en Vamil

Vijf jaar geleden besloot Geerse, destijds samen met zijn vader, een nieuwe bewaarloods voor zijn aardappelen, wortels en uien te bouwen. Tijdens het smeden van de bouwplannen is de jonge akkerbouwer om tafel gegaan met zijn boekhouder. “De boekhouder vertelde mij over de Willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (Vamil) en de Milieu Investeringsaftrek (MIA)”, vertelt Geerse. De Vamil-regeling bood Geerse de mogelijkheid om 100% van zijn investering op een willekeurig moment af te schrijven. Met de MIA-regeling kon Geerse nog eens 15% van het investeringsbedrag extra aftrekken van de fiscale winst.

Rc-waarde van 6,2

Inmiddels staan er drie cellen onder één kap waar 520 kisten uien, 380 kisten aardappels en 1150 kisten wortels bewaard kunnen worden. Om te voldoen aan de milieueisen van de subsidieregelingen, heeft Geerse geïnvesteerd in goede isolatie. “De bewaarloods is gebouwd met de dikste panelen die destijds op de markt waren. De panelen hebben een Rc-waarde van 6,2”, vertelt de akkerbouwer. De goed geïsoleerde cellen zorgen dat er minder energie verloren gaat. Geerse: “De nieuwe loods staat er voor minimaal dertig jaar. De energiebesparing die de isolatie met zich meebrengt is mooi meegenomen.”

Frequentieregelaars

Met de nieuwe bewaarloods is het bedrijf van Geerse een grootverbruiker van stroom geworden. “De energie per kilowattuur is goedkoper en de transportkosten zijn hoger”, legt Geerse uit. Om de transportkosten zo laag mogelijk te houden probeert Geerse pieken in het stroomverbruik te voorkomen. Dat doet hij met frequentieregelaars op zijn ventilatoren en koelmachine en door tijdinstellingen in de bewaarcomputer. “Daarmee zorg ik ervoor dat de producten geleidelijk gekoeld worden en niet alle cellen tegelijk aan gaan”, aldus Geerse.

Buitenlucht

Als de producten gedroogd worden, laat Geerse de ventilatoren op 100% draaien. Als de producten gekoeld worden, draaien de ventilatoren op 10% mee. “Om de kou door het product te trekken”, zegt Geerse. De Flevolander kan kiezen tussen blazen en zuigen met zijn ventilatoren. “Bij gebruik van buitenlucht blaast het systeem altijd”, legt Geerse uit. “Ik heb ondervonden dat de kou sneller door het product trekt als ik intern zuigend ventileer. Daarmee hoeft de ventilator ook minder uren te draaien.”

Indirecte koeling

“Ik heb de afweging gemaakt tussen verschillende koelers en koelmiddelen”, vertelt Geerse. Uiteindelijk koos de bioloog voor indirecte koeling met propaan en bietensap. “De propaankoeler was prijzig, maar heeft op het gebied van energie veel voordelen.” In het koelsysteem van de jonge akkerbouwer wordt gebruik gemaakt van natuurlijke koelmiddelen. “Dat heb ik gedaan met het oog op de regelgeving. Ik wil een systeem dat toekomstbestendig is”, aldus Geerse.

Zonnepanelen

Het dak van de nieuwe bewaarloods is berekend op zonnepanelen. “Dat is nog een plan”, vertelt Geerse. “De nieuwe SDE-regeling is gericht op grootverbruikers. Ik denk erover na om daarop in te schrijven.”

Windmolen

Geerse maakt al wel gebruik van windenergie. Geerse: “Met de windmolen draai ik energieneutraal.” Afgelopen januari was een goede windmaand. “Met de stormachtige dagen in januari heb ik in één maand precies het jaarverbruik van 2014 terugverdiend. Dat is ongeveer 200.000 kilowattuur”, vertelt Geerse. “Ik vind de windmolen een mooie manier van energie opwekken. Ik hoef er weinig voor te doen en krijg er veel voor terug.”

Tips voor energiebesparing in de bewaring

“Energiebesparing in de bewaring is een belangrijk speerpunt bij Tolsma”, vertelt Huub Maerman, bewaaradviseur bij Tolsma. Tolsma ontwikkelt en produceert innovatieve bewaartechnieken die het bewaarrendement van aardappelen, uien en wortelen verbetert. Om telers te helpen met een energiezuinige insteek van hun bewaring, geeft Maerman zeven tips.

Tekst: Ellen van den Manacker
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

TIP: Vraag advies aan de bewaarspecialist

“Bewaring is soms een ondergeschoven kindje”, vindt Maerman. Een juiste bewaring is belangrijk voor de kwaliteit van het product. “Telers zouden meer advies over hun bewaring moeten vragen aan hun bewaarspecialist. Pas als de bewaring goed op orde is, kan de focus gelegd worden op energiebesparing met behoud van de productkwaliteit.”

TIP: Stel een spertijd in

“De simpelste vorm van energiebesparing is het instellen van een spertijd”, vertelt Maerman. Tussen 23:00 uur en 7:00 uur is het stroomtarief het laagst. Daarnaast mag in een warmere periode de producttemperatuur in de mechanische koeling overdag oplopen, zodat er ’s nachts efficiënter gekoeld kan worden. “Als de zon op de bewaring schijnt wordt het warm in de bewaring. Door de bewaring uit te laten staan, houd je de luchtstroom rustig. Zo ventileer je geen onnodige warmte in het product. Alles wat teruggekoeld wordt, is vochtverlies”, aldus Maerman. “Sper daarom de koeling van 7:00 uur tot 23:00 uur. Met een goed product kun je met acht uur koelen makkelijk af.”

TIP: Maak gebruik van EC-motoren

De introductie van ‘electronic commutation’ of EC-motoren was een flinke stap in de richting van minder energieverbruik tijdens het ventileren. “EC-motoren zijn gelijkstroommotoren. Deze motoren zijn 20% zuiniger in energieverbruik. Ook zijn de toeren van EC-motoren makkelijker te regelen. Als je de toeren met 20% terugschroeft, dan verbruik je 50% minder stroom”, legt de bewaarspecialist uit. “Telers kunnen met gebruik van EC-motoren gemiddeld 30% besparen op hun stroomkosten.” EC-motoren zijn aan te schaffen met EIA-subsidie.

TIP: Ventileer niet te lang

“Akkerbouwers werken met te veel temperatuurverschillen. Dit kan gebeuren door te veel ventileren. Als je gezonde aardappels hebt, ventileer dan nooit langer dan drie uur achter elkaar”, geeft Maerman als advies. “Dit voorkomt drukplekken.”

TIP: Droog voldoende in het begin

Begin met drogen tijdens het inschuren. De eerste paar dagen na het inschuren zijn het belangrijkst. Zo zegt Maerman: “Het is belangrijk om zowel aardappelen als uien in de beginperiode goed te drogen. Bij aardappelen kan daardoor een goede wondheling plaatsvinden”, aldus Maerman. “Goed drogen in de beginfase, scheelt nadrogen gedurende het hele bewaarseizoen.”

TIP: Blijf onder de 80 ampère

Voor elektriciteit is de grens van klein- naar grootverbruik gelegd op de aansluitwaarde van 3 x 80 ampère. Een tip van Maerman is om, waar mogelijk, met de bewaarplaats onder de 80 ampère te blijven. “Dat scheelt enorm veel stroomkosten”, vertelt Maerman. Met EC-motoren of het bewaarprogramma ‘Vison Control’ is te regelen dat het stroomverbruik onder die grens blijft.

TIP: Maak gebruik van het bewaarprogramma ‘Vision Control’

Vision Control, zo heet het bewaarprogramma van Tolsma. Het bewaarprogramma kent een module ‘energiemanagement’. Deze module zorgt ervoor dat de aardappelteler zijn elektriciteitsaansluiting veel efficiënter kan benutten. “De module ‘energiemanagement’ kijkt op basis van de bewaarwensen en weersverwachting wanneer er zo energiezuinig mogelijk bewaard kan worden met behoud van de kwaliteit van het product”, legt Maerman uit. ‘Vision Control’ is gekoppeld aan een applicatie, waardoor telers met hun telefoon overal ter wereld hun bewaarlocatie in de gaten kunnen houden/

Slim en kostenbesparend bewaren

Praktijknetwerk over energiezuinige aardappelbewaring met behoud van kwaliteit.

In Nederland was tot voor kort geen vergelijkingsmateriaal op het gebied van bewaarprestaties. Een reden voor Jan Kamp, werkzaam bij PPO-agv, om in 2012 het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’ te starten. 46 aardappeltelers namen deel aan het praktijknetwerk waarbij in twee bewaarseizoenen de focus werd gelegd op het energieverbruik, gewichtsverlies van het product en de kwaliteit bij aflevering. Leren van elkaar stond centraal tijdens het praktijknetwerk.

Tekst: Ellen van den Manacker

Uniek

“Het onderzoek naar de bewaring van aardappelen is uniek”, vertelt Jan Kamp, projectleider van het praktijknetwerk. “In de akkerbouwsector zijn nooit eerder zoveel gegevens over bewaring verzameld.” 46 telers van frites-, koelverse-, poot-, tafel- en zetmeelaardappelen uit heel Nederland hielden gegevens van hun bewaarplaats(en) bij om het energieverbruik, gewichtsverlies en kwaliteit van het product te monitoren.

Proeven

Het ras, de rooiomstandigheden, het aantal dagen tussen loofdoding en oogst, kiemremming, draaiuren van de bewaring en stroomverbruik: een greep uit de gegevens die genoteerd moesten worden gedurende twee bewaarseizoenen. Daarnaast werden er in 49 bewaarruimtes metingen verricht. “We plaatsten stroommeters in de koeling om de temperatuur en het energieverbruik in de gaten te houden”, vertelt Kamp. “Ook werden er zakken met aardappels op verschillende plekken in de bewaarruimte gelegd om het bewaarverlies vast te stellen.”

Sparren

Gedurende het praktijknetwerk werden er meerdere bijeenkomsten georganiseerd waar de telers onderling konden sparren over hun bewaring. “Iedere teler organiseert bewaring op zijn eigen manier. De keuzes die telers tijdens het bewaarproces maakten, lagen ver uit elkaar”, vertelt de projectleider. “Telers leerden veel van elkaar door te praten over hun keuzes in het bewaarproces.”

Verschil

De onderlinge verschillen in energieverbruik en bewaarverlies waren erg groot. “Daaruit is af te leiden dat er veel ruimte voor verbetering is”, concludeert Kamp. Het gewichtsverlies verschilde per regio, grondsoort (zand of klei) en de methode van bewaren (los of kisten). “Het gemiddelde bewaarverlies lag tussen de twee en vier procent, maar ook hogere bewaarverliezen kwamen regelmatig voor.”

Energieverbruik

Ook was er een enorm verschil in energieverbruik en stroomkosten. Het stroomverbruik heeft een behoorlijke invloed op de bewaarkosten. Uit cijfers blijkt dat aardappelopslag gemiddeld 1.300 kilowattuur stroom per hectare vraagt. “Door onderling informatie uit te wisselen over de stroomprijs, kwamen telers erachter dat daar flinke besparingen mogelijk zijn”, vertelt Kamp. Ook kan er veel geld bespaard worden met energiebesparende maatregelen in de bewaring: “Door het toerental van de ventilatoren terug te draaien, naar bijvoorbeeld 80% van de volle capaciteit, daalt het stroomverbruik enorm”, noemt Kamp als voorbeeld. “Voorwaarde is wel dat de ventilatieduur dan niet langer wordt, anders dreigt het gewichtsverlies toe te nemen.”

Tevreden

Kamp is tevreden met de resultaten uit het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’. “We hebben een zeer interessante dataset gekregen. Het lastige is dat er grote verschillen zijn gemeten. Een richtlijn voor een optimale bewaring is moeilijk te geven. Er zijn meerdere strategieën die goed werken”, zegt Kamp. Het grote pluspunt van het initiatief vindt Kamp dat telers met elkaar in gesprek zijn gegaan over bewaring. “Het feit dat telers horen van anderen hoe het ook kan, zet ze aan het denken. Het onderlinge sparren was de grote winst van het project.” Deelnemende telers gaven aan dat ze door het praktijknetwerk kritischer naar hun bewaring zijn gaan kijken.

Vervolg

Kamp zou graag een vervolg zien op het praktijknetwerk. “Ik ben blij dat telers in gesprek zijn gekomen over hun bewaring. Maar harde conclusies hebben wij niet uit het praktijknetwerk kunnen trekken. Daarvoor zou een vervolgonderzoek moeten komen”, concludeert Kamp. Naar aanleiding van het praktijknetwerk hoopt Kamp dat er meer studieclubs over bewaring worden opgericht. “Telers hebben in toenemende mate behoefte aan cijfers over stroomverbruik en bewaarverliezen.” Op dit moment is Kamp bezig met onderzoek naar een optimale luchtverdeling bij kistenbewaring.

Nauwkeurig stikstofadvies

voor een duurzame landbouw

Direct in het veld de stikstofbehoefte van graan bepalen. De Yara N-Tester bewijst dat het kan. Dit mobiele meetinstrument helpt telers om de stikstofgift met precisie af te stemmen op de stikstofbehoefte van het gewas. Ton Hendrickx, specialist bemesting, is één van de CZAV-adviseurs die actief gebruikmaakt van de Yara N-Tester.
YARA_RGB_w_tagline[1]
Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Yara

Duurzame teelt

Een duurzame teelt wordt steeds belangrijker. Dat beaamt CZAV door actief bij te dragen aan duurzaamheidsinitiatieven als Veldleeuwerik. “Onze adviseurs zijn getraind om telers advies te geven in duurzaam gebruik van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen”, vertelt Hendrickx. Om een nauwkeurige stikstofgift toe te dienen in de tarwe werken een aantal adviseurs van CZAV met de Yara N-Tester, een handzaam apparaat dat op basis van bladgroen kan meten wat de stikstofbehoefte van het gewas is.

Betrouwbaar resultaat

“Wij adviseren drie stikstofgiften in een seizoen. In de eerste gift, rond februari, voeren we geen meting uit omdat het gewas zich eerst moet ontwikkelen. In de tweede en derde gift wel”, zegt Hendrickx. Om een betrouwbaar resultaat te krijgen meet de CZAV-specialist het bladgroen van dertig planten. “Daarvoor selecteer ik de planten die representatief zijn voor het hele gewas. Van elke plant schuif ik het jongste volgroeide blad tussen het meetinstrument. Met een druk op de knop berekent de Yara N-Tester op basis van het bladgroen de stikstofbehoefte van de plant”, legt Hendrickx uit. Uiteindelijk geeft de Yara N-Tester de gemiddelde stikstofbehoefte op basis van de dertig gemeten planten, het ras en het groeistadium.

Nauwkeurige meting

Het advies van de Yara N-Tester wijkt wel eens af van de stikstofbehoefte die Hendrickx in zijn gedachten heeft. “Soms kan ik met het blote oog niet zien dat het gewas een stikstofbehoefte heeft. Wat dat betreft is de Yara N-Tester heel nauwkeurig”, aldus Hendrickx. De N-tester kan niet zien hoeveel stikstof er in de bodem beschikbaar is. Dit is op te lossen door regelmatig te meten of via een N-min bepaling.

Voordelen Yara N-Tester

De Yara N-Tester helpt telers om de stikstofgift met een niet eerder bereikte precisie af te stemmen op de behoefte van het gewas. Deze precisie bespaart kosten, beperkt milieubelasting, verbetert de opbrengst en zorgt voor minder legering. “Als een gewas te veel stikstof krijgt gaat het plat liggen, ook wel legering genoemd”, legt de CZAV-adviseur uit. “Door de Yara N-Tester is er een kleinere kans op legering in het graangewas, wat uiteindelijk een positief effect kan hebben in de opbrengst.”

Uniek meetinstrument

CZAV heeft specifiek gekozen voor de Yara N-Tester. Hendrickx: “De Yara N-Tester geeft een advies in de stikstofbehoefte en de stikstofgift. Dat is uniek. Bij andere meetinstrumenten moet je zelf de stikstofgift berekenen.” Om de juiste adviezen te geven, besteedt Yara veel aandacht aan het up-to-date houden van de N-Tester. “Gegevens worden continu vernieuwd en er worden doorlopend proeven verricht met de tester. Het is een wetenschappelijk onderbouwd meetinstrument”, aldus een tevreden Hendrickx.

Bewust bezig met duurzaamheid

Hendrickx vindt de Yara N-Tester een meerwaarde in zijn functie als specialist bemesting. “Maar ik zou het ook positief vinden als telers zelf aan de slag gaan met dit meetinstrument”, vertelt Hendrickx. “Met de Yara N-Tester zijn telers nog bewuster bezig met de duurzame groei van hun gewas. Dat vind ik waardevol.”

Zeven vragen aan de nieuwe dagelijks bestuurder bij NAJK: Doeko van ‘t Westeinde

Na zijn studie Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen in Wageningen ging Doeko van ’t Westeinde (31) aan de slag bij Landmark Projecten, een projectbureau gericht op groene energie. Toen in 2011 de vader van Doeko ziek werd, besloot hij terug te keren naar het ouderlijk akkerbouwbedrijf in het Groningse Nieuweschans. Daar teelt Van ’t Westeinde samen met zijn ouders graan, suikerbieten, koolzaad en luzerne, daarnaast doen ze aan agrarisch natuurbeheer.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Je bent eerder dan gepland op het ouderlijk bedrijf gekomen, hoe kijk je daarop terug?

“Ik heb veel geleerd in de twee jaar dat ik bij het projectbureau heb gewerkt: van samenwerken tot technische kennis. Ik ben onverwacht op het bedrijf van mijn ouders gekomen, maar dat is zeker geen afgedwongen keus. Mijn passie ligt bij het akkerbouwbedrijf, maar wel met nevenfuncties erbij. Ik wil breed georiënteerd blijven en niet alleen de gebaande paden van ons familiebedrijf bewandelen.”

Sinds december ben je dagelijks bestuurder bij NAJK, hoe ben je aan die functie gekomen?

“Ik ben tweeënhalfjaar actief geweest in het dagelijks bestuur van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt (GrAJK). Daar was ik algemeen bestuurslid en afgevaardigde voor het NAJK-bestuur. Afgelopen najaar werd ik benaderd om het dagelijks bestuur van NAJK te versterken. In eerste instantie zou ik de nieuwe portefeuille klimaat & milieu op mij nemen, maar door een verschuiving in het bestuur kwam de portefeuille akkerbouw vrij. Gezamenlijk hebben we besloten dat ik deze portefeuille ga oppakken met elementen van klimaat & milieu erbij.”

Wat wil jij bereiken voor jonge akkerbouwers?

“De akkerbouwsector is een duurzame en innovatieve sector, die concurrerend is met het buitenland. Dat positieve beeld wil ik behouden door als portefeuillehouder bij te dragen aan beleid voor de akkerbouwsector. In de aankomende periode zal dat gaan over de invulling van de vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de discussie over de toelatingsnorm van gewasbeschermingsmiddelen.”

Hoe ga je dat aanpakken?

“Het is voor mij een uitdaging om de stem van jonge akkerbouwers te vertegenwoordigen. Om te weten wat er speelt bij jonge akkerbouwers ontwikkelt NAJK discussiestukken, zoals het aankomende discussiestuk ‘Gewasbescherming’, en is er een klankbordgroep Akkerbouw bestaande uit akkerbouwleden uit het hele land. De klankbordgroep is bedoeld om elkaar een kritische spiegel voor te houden: wat willen we bereiken en hoe gaan we dat aanpakken.”

Is de bestuursfunctie te combineren met het akkerbouwbedrijf?

“Op het akkerbouwbedrijf zijn een aantal pieken. Deze zijn tijdens de oogst en in het najaar. In die periodes moet ik de activiteiten voor NAJK goed plannen. Buiten de pieken, is het bedrijf goed te combineren met de bestuursfunctie.”

Kan je een bestuursfunctie aanraden aan jonge agrariërs?

“Ik raad een bestuursfunctie zeker aan. Doordat ik in contact kom met veel spelers uit de sector, verruim ik mijn blikveld. Ik zie hoe beleid tot stand komt en ik vind het interessant om te zien welke rol NAJK daarin kan spelen. Daarnaast vind ik het leuk om als bestuurder niet alleen aanwezig te zijn bij activiteiten, maar daar ook richting aan te geven.”

Hoe kunnen NAJK-leden contact met jou opnemen?

“Ik vind het belangrijk om ruggenspraak te houden met jonge akkerbouwers. Als leden iets vinden over de akkerbouwsector dat belangrijk is, dan kunnen ze dat bij mij aankaarten. Leden kunnen dat mailen naar mij via dvantwesteinde@najk.nl.”

DSC_0360

Lekker slapen dankzij een gezond bedrijf

Onlangs was ik bij een prachtig melkveebedrijf. De ondernemers hebben hun bedrijf prima op orde, met een nieuwe ruime stal die aan alle eisen voldoet. Eindelijk gaat het melkquotum eraf, zodat ze vrij mogen melken. Hun grootste zorg op dit moment is de melkprijs. Hoe moeten ze verder ontwikkelen in 2015 als de melkprijs rond of onder de 30 euro blijft? In zo’n situatie zijn enkele punten van belang. De resultaten van het bedrijf zijn de basis van alles. Een vergelijking met soortgelijke ondernemers die bij Flynth klant zijn, leerde snel dat het bedrijf bovengemiddeld draait. Daarnaast wilde ik een beeld van de (noodzakelijke) onttrekkingen. In feite is de vraag aan de ondernemers: Welk inkomen hebben jullie nodig? Dat konden ze niet zeggen uit het hoofd. Hun schatting was zo’n 2.500 euro per maand (30.000 euro per jaar) per gezin. Dat bleek met zo’n 45.000 euro aanzienlijk hoger. Als laatste wilde ik een beeld van de fluctuatie die kon optreden in de geldstromen, in feite de risico’s die het bedrijf loopt. De belangrijkste risico’s waren verzekerd, behalve arbeidsongeschiktheid. Met dat algemene beeld heb ik op een rijtje gezet hoe groot de schommeling in de geldstroom kan zijn, kortom hoe groot de risico’s zijn. Daarnaast hebben we gekeken op welke kosten ze (tijdelijk) kunnen bezuinigen en met welke posten zij kunnen schuiven. Het resultaat was uiteindelijk een geruststelling voor hen. De kritieke melkopbrengst ligt op 32 euro en is daarmee lager dan op een gemiddeld bedrijf. Met enkele kleine aanpassingen en wat uitstel van investeringen konden ze makkelijk een jaar verder met 30 euro per 100 kg melk. Als ze in overleg met de bank de aflossingen tijdelijk zouden verminderen dan zou één jaar 25 euro of drie jaar 28 euro ook niet tot problemen leiden. Natuurlijk teren ze dan in op hun vermogen, maar de continuïteit komt niet in het geding. Conclusie was voor hen om nog eens goed naar privé te kijken. Daarnaast gingen ze alle verzekeringen en premies nog eens langs. Het verder ontwikkelen van hun bedrijf kan ook bij een melkprijs van 30 euro per 100 kg gewoon doorgaan.

Flynth biedt ondernemers per kwartaal een overzicht van ontvangsten en uitgaven, waaraan heel eenvoudig een vooruitblik naar het komende jaar wordt toegevoegd. Een prima basis om tijdig met de bank in gesprek te gaan als het nodig is: dat geeft nachtrust! Ook interesse in een overzicht? Mail me dan!Flynth-partner

Jan Breembroek, directeur Flynth Agro advies<
jan.breembroek@flynth.nl

 

In het hooi met… Stichting Bollenboos

De toenemende lelieteelt in de gemeente Westerveld was een doorn in het oog van omwonenden. Naast wegen vol modder en kapotgereden percelen, reed de landbouwspuit vaker langs dan de bewoners van de Drentse gemeente lief was. De vraag over hun gezondheid in de buurt van gewasbeschermingsmiddelen rees. Stichting Bollenboos werd geboren, een stichting die grote vraagtekens zet bij de gezondheid van mensen in de buurt van lelieteelt. In het hooi met… Bram en Rodina van Stichting Bollenboos.

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Petra Kok

Wat willen jullie aan de kaak stellen?

“Wij willen duidelijkheid over het effect van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van mensen. Tot op heden is de toelatingsprocedure van gewasbescherming gericht op de gezondheid van planten, maar er wordt niet gekeken naar de gezondheid van mensen.”

Wat is het aandeel van de teler daarin?

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is vastgeroest in het bedrijfspatroon van telers. Telers stellen daar geen vragen over, ze doen het ‘gewoon’. Als zij in eerste instantie zichzelf niet goed beschermen tegen deze middelen, waarom zouden ze dan aan de omwonenden en voorbijgangers denken?”

Is dat niet geregeld in wet- en regelgeving?

“Nee, er zijn geen regels over gewasbescherming in combinatie met de gezondheid van omwonenden. De overheid wil zich daar gemakkelijk van afmaken. Zij zeggen tegen ons: regel het maar in het veld. Maar zo werkt het niet. Wij hebben de telers niets te bieden. De teler wil een goede omzet, wij willen onze gezondheid gewaarborgd. Daar moet de overheid voor zorgen.”

Is gebleken uit onderzoek dat gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn voor de gezondheid?

“Twee jaar geleden heeft de overheid advies gevraagd aan de Gezondheidsraad over de mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het advies van de Gezondheidsraad luidde dat er meer onderzoek naar moet worden gedaan. Daar is een consortium van wetenschappelijke instituten, gecoördineerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), nu mee bezig. Waarschijnlijk zijn we vele jaren verder voordat er meer duidelijkheid is. In die tussentijd moeten er maatregelen komen voor de gezondheid van omwonenden van landbouwpercelen.”

Aan wat voor maatregelen zitten jullie dan te denken?

“Er moet een gebiedsbeleid komen. Een beleid waarin zwart op wit staat dat telers geen lelies mogen telen op percelen rondom recreatie, scholen of natuurgebieden. Tot die tijd willen wij dat telers afspraken maken met omwonenden van hun percelen, bijvoorbeeld over spuitvrijezones en wanneer ze gaan spuiten, zodat omwoners daar rekening mee kunnen houden.”

Maar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is al enorm teruggeschroefd…

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is inderdaad gereduceerd met 85%. Onlangs heeft de sector ons beloofd om het middelengebruik nogmaals terug te brengen met vele procenten, waaronder 98% voor wat betreft oppervlaktewater. Met dat streven zijn wij heel blij. We zien ook dat telers daar steeds meer voor openstaan. Tien jaar geleden spraken gangbare telers niet over biologische middelen in hun bedrijfsvoering. Nu wel.”

Is er veel onwetendheid bij de burger?

“Als mensen ons bellen met vragen over gewasbeschermingsmiddelen, dan adviseren wij ze om met de teler te gaan praten. Dat is lastig. Communicatie die in het teken staat van wantrouwen is niet makkelijk. Daarnaast gaat het ons niet om de onwetendheid. Wij weten dat er middelen in de tank van onze buurman zitten, maar we weten niet wat het effect van die middelen op onze gezondheid is. Die informatie kan de boer ons ook niet geven.”

Jullie zijn in eerste instantie het gesprek met lelietelers uit jullie buurt wel aangegaan?

“Jazeker. Inmiddels is dat lastiger. Veel telers zijn boos op ons. We worden neergezet als een actiegroep die overal tegen is. Dat begrijpen we wel. Wij zien onszelf als kritische mensen die opkomen voor de gezondheid van burgers, maar net zo goed van boeren. Het is makkelijker om onze boodschap te brengen aan de politiek dan aan de telers.”

Jullie zijn ook oprichter van ‘Gifklikker.nl’, wat willen jullie daarmee bereiken?

“Met het platform ‘Gifklikker.nl’, een samenwerking met Partij voor de Dieren, bundelen we de gedachten van onze samenleving over gewasbeschermingsmiddelen. In één jaar hebben we 350 reacties gehad op ‘Gifklikker.nl’. Die reacties variëren van roundup in de stad tot gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Deze reacties hebben wij aangeboden als zwartboek aan beleidsmakers. Zij moeten weten hoe dit onderwerp leeft in de maatschappij.”

Gewasbescherming: do or don’t?

Als teler wil je het gewas optimaal laten groeien: een hoge opbrengst met een goede kwaliteit. Ziekten, plagen en onkruiden kunnen het gewas bedreigen. Om die te bestrijden is chemische bescherming en bestrijding soms noodzakelijk. De maatschappij heeft daar echter een eigen mening over. Hebben ze een punt, of zijn we als sector gewoon goed bezig?

Tekst: Tom de Jong
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Nederlandse boeren en tuinders zijn voorlopers in de wereldwijde land- en tuinbouw. Zo is ons land ’s werelds grootste exporteur in de sierteelt en nummer twee in de export van agrarische producten. Daarmee levert de sector een essentiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Om dit te bereiken moeten planten optimaal kunnen groeien. Hier is de natuur voor nodig. Maar in deze natuur hebben we ook bedreigingen als klimaatinvloeden, insecten, onkruiden, schimmels en slakken. Met een slimme rassenkeuze, bedrijfshygiëne, klimaatbeheersing in kassen, gebruik van biologische middelen of met mechanische bewerkingen kunnen deze bedreigingen worden afgewend. Helaas is dit niet altijd afdoende en moet er chemisch gecorrigeerd worden.

Voedselvoorziening

Een belangrijk deel van de gewassen wordt voor de voedselvoorziening geteeld. Dit wordt steeds belangrijker. Zo groeit de wereldbevolking de komende jaren fors terwijl het areaal landbouwgrond stabiliseert. Om alle monden in de wereld te kunnen voeden moet de productie per hectare omhoog. Volgens Arjan Ausma, sectormanager akkerbouw bij Rabobank Nederland, is ons land op dit vlak een voorloper van hoe het in de wereld zou moeten. “Op wereldschaal lijkt de productiestijging die nodig is niet te worden gehaald”, aldus Ausma. “Gewasbescherming is hierbij onmisbaar.”

Middelengebruik

Door politieke en maatschappelijke druk heeft de sector grote slagen gemaakt in het verminderen van het middelengebruik. Zo is de afzet van chemische middelen fors gedaald. Dit is met name te danken aan het verminderde gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Begin februari verscheen in de media het bericht dat het chemische middelengebruik in Nederland tussen 2000 en 2012 licht is gestegen. Volgens Jo Ottenheim van Nefyto, de brancheorganisatie van middelenfabrikanten, worden hier appels met peren vergeleken. “Je kan niet simpelweg naar de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen kijken. We gebruiken nu heel andere middelen dan vijftien jaar geleden. De huidige gewasbeschermingsmiddelen zijn veiliger en de milieubelasting is sterk verlaagd. Ook zijn de hectareopbrengsten hoger”, aldus Ottenheim. Om een goede vergelijking te kunnen maken pleit Ottenheim ervoor om te kijken naar het middelengebruik per kilogram land- en tuinbouwproduct.
Milieubelasting
Naast de afhankelijkheid van middelen stond de sector ook voor de opdracht om de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen fors terug te schroeven. Door de jaren heen is de belasting van oppervlaktewater afgenomen met 85 procent. Deze milieuwinst is onder andere gerealiseerd dankzij een minder milieubelastend middelenpakket, driftreductie en teeltvrije zones langs de slootkanten. In de glastuinbouw is druppelirrigatie geïntroduceerd. Een middel kan zo gericht worden toegepast. Verder kunnen plagen op planten worden gevolgd, het zogenaamde scouten.  Mocht het nodig zijn, dan kan de plaag op het juiste moment worden aangepakt.

Schoon water

De waterkwaliteit moet nog beter. Vanaf 2023 moet al het water aan de milieunormen voldoen en mogen er nagenoeg geen overschrijdingen van de normen meer plaatsvinden. Over drie jaar moet het aantal overschrijdingen al zijn gehalveerd ten opzichte van 2013. Om dit te bereiken hebben LTO Nederland, Unie van Waterschappen en Nefyto de ‘Toolbox emissiebeperking’ ontwikkeld. Deze Toolbox bestaat uit een set van zeventien informatiekaarten. Op deze kaarten staan praktische maatregelen voor telers om emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Een voorbeeld is het bepalen van het ideale spuitmoment.

Toekomst gewasbescherming

Ondanks alle genomen maatregelen blijft gewasbescherming actueel in de politiek. Staatssecretaris Dijksma is verantwoordelijk voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland. In de Tweede Kamer heeft ze haar inzet duidelijk gemaakt: “Chemische gewasbescherming blijft nodig voor de voedselproductie. We moeten echter wel kijken of we problemen met de teelt anders kunnen oplossen.” Dit kan door gebruik van resistente rassen, biologische bestrijding, vruchtwisseling of betere spuitdoppen. “Als het niet anders kan, dan komen chemische middelen in beeld”, aldus Dijksma. Geïntegreerde gewasbescherming wordt verplicht. Hierbij worden biologische, mechanische en chemische maatregelen gecombineerd.

Groene middelen

Een actuele ontwikkeling in de gewasbescherming zijn de groene (biologische) middelen. Dit zijn onder meer preparaten met bacteriën of virussen, feromonen (lokstoffen), plantenextracten, maar ook natuurlijk zout als natriumbicarbonaat, dat wordt gebruikt tegen schimmelziekten. Middelenfabrikanten richten zich steeds meer op biologische middelen omdat het een goede aanvulling kan zijn op de chemische middelen. Vanwege mogelijke risico’s voor mens en milieu moeten biologische middelen dezelfde toelatingsprocedure doorlopen als chemische middelen. Dijksma wil toewerken naar een vergroening van het middelenpakket. Daarom wil ze inzetten op een eenvoudiger of snellere toelatingsprocedure voor deze middelen.

Verwachtingen consument

De consument stelt hoge eisen aan het product dat ze kopen. Dat begint met het uiterlijk van het product. Zo mogen bloemen geen vlekjes hebben en moeten tomaten, paprika’s en komkommers hun karakteristieke vorm tonen. Dit koopgedrag van consumenten kan veel invloed hebben op het gebruik van middelen en de milieubelasting. De maatschappij is kritisch naar de teler, maar eenmaal in de supermarkt denken ze als consument vaak in euro’s.

Residuen

Met het oog op gezondheidsrisico’s zijn residuen van gewasbeschermingsmiddelen ook een belangrijk consumentenitem. Europa stelt hoge eisen aan de maximale hoeveelheid residu in een product. Sommige retailers gaan nog verder. Dit kan ertoe leiden dat telers zich focussen op residuverlaging en minder op mogelijke milieurisico’s.

Het bestuur van… AJK Overbetuwe

Na een aantal jaren voor adviesbureaus te hebben gewerkt is Herma Makkinga (31) dit jaar haar eigen adviesbureau gestart. Met haar adviesbureau specialiseert Herma zich op vergunningen, subsidies en bestemmingsplannen. Naast haar eigen bureau is Herma sinds dit seizoen ook vice-voorzitter van AJK Overbetuwe.

Waarom zit je in het bestuur van AJK Overbetuwe?
“Mijn ouders hebben een varkenshouderijbedrijf. Ik wil graag de intensieve sector meer onder de aandacht brengen, die wordt bij ons in de omgeving nog wel eens vergeten. Daarnaast vind ik het leuk om de juiste combinatie te maken tussen informatieve en gezellige avonden.”

Hoe ben je in het bestuur van AJK Overbetuwe terechtgekomen?
“Ik ben gevraagd door oud-bestuursleden. Voor die tijd was ik al lid en kwam ik regelmatig naar de activiteiten.”

Wat is het leuke aan het bestuurswerk?
“Vooral de samenwerking met de andere bestuursleden vind ik erg leuk. Met het bestuur proberen we een afwisselend  programma samen te stellen voor de leden. Het werkt motiverend als er een goede opkomst is op de door ons georganiseerde activiteiten en we positieve  reacties ontvangen.”

Wat doet AJK Overbetuwe voor zijn leden?
“Wij organiseren, in de periode september tot juni, ongeveer iedere maand een avond. Tijdens de informatieve avonden behandelen we het jaarthema van NAJK of gaan we in op items die spelen in onze regio. Daarnaast hebben we laatst een trekkerbehendigheidswedstrijd georganiseerd en hebben we gebowld.”

Hoe betrekken jullie zoveel mogelijk jonge agrariërs bij AJK Overbetuwe?
“We proberen altijd proactief nieuwe leden te werven. Dit doen we door potentiële leden persoonlijk aan te spreken, dat werkt het beste. De jongeren die we aanspreken zijn voornamelijk mensen uit ons eigen netwerk.”

Wat staat er voor dit seizoen op het programma?
“Binnenkort gaan we op excursie naar een nertsenhouderij. Dit is een sector die voor veel leden onbekend is. Iedereen heeft een bepaalde mening over de nertsenhouderij, al dan niet beïnvloed door de media. Nu kunnen we zelf gaan kijken en een eigen mening vormen over de nertsenhouderij.”

Wat was je persoonlijke hoogtepunt binnen het bestuur?
“Ik zit nog niet zo lang in het bestuur, maar de trekkerbehendigheidswedstrijd vond ik heel erg leuk. Die hebben we dit jaar voor het eerst georganiseerd en we hebben hier ontzettend veel leuke reacties op mogen ontvangen. Voor herhaling vatbaar dus!”

“Zonder personeel zijn we niets”

Angelien van den Nouweland werkt bij de grootste rozenkwekerij van Nederland

“We kunnen de beste klimaatsystemen en sorteermachines hebben, zonder personeel zijn we niets”, vertelt Angelien van den Nouweland, werkzaam bij de grootste rozenkwekerij van Nederland in Waddinxveen. In de 20 hectare kassen van rozenkwekerij Marjoland staan vijf rassen rozen en maar liefst 1,6 miljoen plantjes, die allemaal persoonlijke aandacht nodig hebben. 190 medewerkers zorgen zeven dagen per week voor een vruchtbare oogst, geen machine die daar tegenop kan.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Marjoland

De vader van Angelien, Joop van den Nouweland, was ooit komkommerteler in Bleiswijk. In 1986 maakte hij de switch naar rozen. Nu 30 jaar later heeft familie Van den Nouweland een bedrijf dat is uitgegroeid naar 20 hectare met kassen. In de kassen worden de rozen Passion, Red Naomi, White Naomi, Sweet Dolomti en Lovely Dolomti geteeld.

Marjo Job

In 2005 startte Marjoland zijn eigen uitzendbureau: Marjo Job. Een uitzendbureau gericht op Polen die in hun eigen onderneming aan de slag konden. “We werkten daarvoor met verschillende uitzendbureaus. Op een gegeven moment dachten wij: het uitzenden kunnen we zelf ook”, legt Angelien uit. “Het werkt veel prettiger met medewerkers waar we in kunnen investeren. Een langdurige samenwerking waarin we samen met de medewerkers iets opbouwen, zoals persoonlijke ontwikkeling door middel van opleidingen.”

Mond-tot-mondreclame

De moeder van Angelien is van Poolse afkomst. Zij legde contacten met familie uit Polen en zo werden de eerste medewerkers van Marjo Job een feit. “We zijn klein begonnen. Alles ging via mijn moeder en tante door middel van mond-tot-mondreclame. De aanmeldingen stroomden binnen, waardoor er snel een professionele personeel- en arbeidsmedewerker werd aangenomen. Nu, vijf jaar later, moeten we het nog steeds hebben van de mond-tot-mondreclame”, vertelt Angelien.

Personeel

Marjoland heeft vijfentwintig mensen in vaste dienst. Naast medewerkers die al vanaf het prille begin in dienst zijn bij Marjoland, zijn deze vaste medewerkers familieleden van Angelien. Haar ouders, twee broers en schoonzus helpen mee om de grootste rozenkwekerij van Nederland draaiende te houden. Bij Marjo Job staan zo’n 190 Poolse mensen op de loonlijst. “Op kantoor zitten vier mensen die zich bezighouden met het personeel van Marjo Job. Het opstellen van contracten, regelen van huisvesting, uitbetalen van salarissen en het organiseren van opleidingen: alles doen wij in eigen beheer”, aldus Angelien.

Opleidingen

Angelien is een van de personen die zich bezighoudt met het personeel van Marjo Job. “Ik houd me bezig met regelgeving, scholing en personeelsbeleid”, zegt Angelien. “Opleidingen staan in ons bedrijf centraal. De opleidingen verschillen van Nederlandse taal tot plantenteelt of leidinggeven. Het investeren in ons personeel werkt van twee kanten: zij ontwikkelen zichzelf en wij krijgen er een betere kwaliteit voor terug.” Verder houdt Angelien zich bezig op Marjoland met certificeringen, de organisatie en ontvangt ze bezoekers van Marjoland.”

Lean en mean

Eén van de grootste veranderingen die Angelien als HRM’er binnen Marjoland heeft doorgevoerd, is het werken vanuit het ‘lean en mean’-principe. “We hebben alle processen binnen ons bedrijf onder een vergrootglas gelegd. Vervolgens hebben we elk proces aangepast en verbeterd”, legt Angelien uit. “Elk personeelslid heeft zijn eigen stukje kas. Dat stukje kas is zijn verantwoordelijkheid. Wij geven handvatten om het stukje kas zo goed mogelijk te onderhouden.” Elke week wordt het personeelslid beoordeeld op zijn prestaties. “Een heel open beleid, dat erg goed werkt binnen ons bedrijf. Iedereen is gemotiveerd om aan de slag te gaan”, vertelt Angelien. “We hebben nu samen met ons personeel een niveau bereikt waar ik trots op ben.”

Chef

Een chef stuurt zes tot acht productiemedewerkers aan. “De chef werkt elke dag mee met zijn groep. Hij voelt precies als er iets speelt bij personeelsleden”, vertelt Angelien. “Er werken nu 22 chefs. De chefs zijn bijna allemaal, door wilskracht en het volgen van opleidingen, doorgegroeid vanuit de functie van productiemedewerker”, aldus Angelien. “Wij stimuleren onze personeelsleden om door te groeien binnen het bedrijf. Als wij talenten zien bij een productiemedewerker, dan stippelen wij het pad uit dat zij moeten bewandelen om een nieuwe functie te bekleden.”

Oogstmachine

Personeel vervangen voor automatisering is in de rozenteelt niet realistisch, vindt Angelien. “In 2008 hebben wij proefgedraaid met een oogstmachine voor rozen. De machine was niet nauwkeurig genoeg.”, aldus Angelien. Naast het feit dat de oogstmachine erg prijzig was, benadrukt Angelien de waarde van hun personeel: “Rozen knippen is mensenwerk. Wij hebben 1,6 miljoen plantjes in de kas staan die allemaal een eigen verzorging nodig hebben. Bij iedere roos die wordt geknipt, geeft de productiemedewerker ook persoonlijke aandacht aan de plant. Daar kan geen machine tegenop.”

Automatisering

Natuurlijk zijn er de nodige machines aanwezig bij de grootste rozenkwekerij van Nederland. “Wij zijn zoveel mogelijk geautomatiseerd, maar in de rozen houden we altijd handwerk. We hebben bijvoorbeeld sorteermachines, maar de roos wordt er wel handmatig ingehangen. Hierdoor houden we een persoonlijke controle op kleine kwaliteitseisen”, vertelt Angelien. “We kunnen de beste klimaatsystemen en sorteermachines hebben, zonder personeel zijn we niets.”