Minder antibiotica, meer Vetrinol!

Een hoog celgetal bij de koe verlagen zonder gebruik te maken van antibiotica? Het product ‘Vetrinol’, ontwikkeld door InQpharm, bewijst dat het kan. Het wereldwijd gevestigde bedrijf InQpharm wil de gezondheid van melkkoeien verbeteren door middel van natuurlijke medicatie. Hun succesvolle product Vetrinol, voornamelijk bestaande uit gepatenteerde knoflookextracten, verlaagt zonder wachttijd een hoog celgetal bij maar liefst 80% van de koeien.

Melkveehouder Martin Brandsma (30) gebruikt Vetrinol al sinds de beginjaren. “In het begin was ik vrij sceptisch over het natuurlijke product”, vertelt Brandsma. “Toen ik het effect ging bekijken op de melkcontrole stond ik er versteld van.” Inmiddels is Martin overtuigd van de toegevoegde waarde van Vetrinol op zijn bedrijf. Samen met zijn vader en oom melkt hij 175  koeien in het Friese Scherpenzeel. Naast zijn werkzaamheden op het melkveebedrijf, werkt Brandsma inmiddels ook bij InQpharm: “Vanwege mijn overtuiging van Vetrinol, leek het mij een uitdaging om dit product ook bij andere melkveehouders onder de aandacht te brengen”, aldus de jonge melkveehouder.

Immuunsysteem

Het gebruik van Vetrinol balanceert en versterkt het immuunsysteem van koeien. “Met een gezond immuunsysteem kan de koe zijn uierontsteking zelf oplossen”, legt Brandsma uit. Vetrinol bevat een gepatenteerd knoflookextract met een speciaal gewonnen mix van organozwavelverbindingen. De kuur van Vetrinol duurt drie dagen, waarbij het product één keer per dag via de mond moet worden toegediend. “Een voordeel van Vetrinol is dat er, omdat het een natuurlijk product is, geen wachttijd op zit. Melkveehouders hoeven de melk dus niet vast te houden”, aldus Brandsma.

Twijfelgevallen

“Bij koeien met een hoog celgetal zit een ontsteking in de uier. Veel melkveehouders wachten met het toedienen van antibiotica en kijken hoe de ontsteking zich ontwikkelt. Als de ontsteking erger wordt, dan is er een kans dat antibiotica ook niet meer werkt”, vertelt Martin. Om dit te voorkomen behandelt de jonge melkveehouder zijn twijfelgevallen ook met Vetrinol. “Daardoor loop ik nooit achter de feiten aan.”

Onderzoeken

Wetenschappelijk onderzoek heeft bewezen dat 80% van de dieren positief reageert op Vetrinol. “Bij die 80% zien wij een daling van het celgetal bij de eerste melkcontrole van 59% en bij de tweede melkcontrole zelfs een daling van 76%”, vertelt Martin. Ook zijn er praktijktesten uitgevoerd bij melkveehouders in Nederland. Ervaring uit deze praktijktesten heeft aangetoond dat Vetrinol kan leiden tot een sterke gezondheid en lagere kosten door het verminderde antibioticagebruik.

Minder antibiotica

Door het verlagen van het celgetal met Vetrinol, wordt het antibioticagebruik sterk verminderd. Toch wil InQpharm antibiotica niet wegcijferen: “Antibiotica heeft een belangrijke en doelgerichte rol binnen de diergezondheid. Wat wij willen bereiken is een verantwoord gebruik van antibiotica. De inzet van Vetrinol draagt eraan bij om alleen antibiotica te gebruiken op het moment dat het echt nodig is”, legt de jonge ondernemer uit.

Begeleiding

Naast het aanprijzen van het product, begeleidt Brandsma de melkveehouders die Vetrinol gebruiken ook. “Ik help de boer met het selecteren van de koeien. Samen kijken we hoeveel koeien er een verhoogd celgetal hebben en bij welke we Vetrinol kunnen toepassen. Bij de melkcontrole kijk ik samen met de melkveehouder wat het product heeft gedaan. Welke koeien reageren goed en welke niet?”, vertelt Martin. “Ik probeer altijd te onderzoeken waarom het product niet is aangeslagen. Als bijvoorbeeld blijkt dat de koeien al meerdere antibioticakuren hebben gehad, dan werkt Vetrinol ook niet meer.”

Jonge melkveehouders

Martin verwacht dat Vetrinol vooral de jonge melkveehouders aanspreekt. “Doelgericht met antibiotica omgaan wordt steeds belangrijker”, zegt Brandsma. “De resultaten van Vetrinol laten zien dat antibiotica voorkomen kan worden door de inzet van Vetrinol. Jonge boeren staan meer open voor dit soort innovaties.”

Nederlandse eiwitteelt de toekomst?

De Nederlandse veehouderij kan tegenwoordig niet meer zonder buitenlandse soja. Soja is vanwege het hoge eiwitgehalte en een goede aminozuursamenstelling heel geschikt als veevoer voor melkvee, kippen en varkens. Hoe gewild soja ook is, het sojagebruik van de Nederlandse veehouderij blijft één van de hete hangijzers in de discussie over de wereldwijde footprint van onze agrarische sector.

Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Ooit begon de sojahandel voor de veehouderij met sojaschroot, een bijproduct van de productie van sojaolie. Het sojaschroot bleek een gunstige voederwaarde voor de veehouderij, waardoor de prijs van sojaschroot enorm steeg. Inmiddels vormt sojaolie nog slechts de helft van de waarde van soja en sojaschroot dus de andere helft. Daarmee veranderde sojaschroot van restproduct naar één van de hoofdproducten waarvoor soja wordt geteeld.

Nederlandse soja-import is niet per definitie slecht: het klimaat in Zuid-Amerika is erg geschikt voor sojateelt en in Nederland zijn we weer goed in andere dingen. Door beide datgene te doen waar we goed in zijn, zorgen we samen voor de meest efficiënte voedselproductie. Maar de uitbreidende sojateelt heeft wel negatieve bijeffecten: in twintig jaar is het wereldwijde soja-areaal verdubbeld. Dit leidt tot ontbossing, verlies aan biodiversiteit en sociaaleconomische problemen voor de oorspronkelijke bewoners van productiegebieden. Ook zorgt grootschalige soja-import voor een onderbreking van de kringloop: na het voeren van onze dieren blijft de mest in Nederland achter.

Geen ideale situatie. Doordat de soja decennia lang goedkoop was heeft de ontwikkeling van alternatieven stilgelegen. Inmiddels wordt gezocht naar alternatieven die Nederlandse veehouders minder afhankelijk maken van buitenlandse grondstoffen. Zo wordt er onder andere geëxperimenteerd met lokale sojateelt, maar is er ook aandacht voor de teelt van lokale eiwitgewassen zoals lupine, erwten, koolzaad(schroot) en natuurlijk grasklaver. Veevoerfabrikanten en de WUR doen onderzoek en proeven om het rendement van regionaal geteelde eiwitbronnen te verhogen. Met succes, de opbrengsten stijgen jaar na jaar. De hectareopbrengst is momenteel met 2,7 ton vergelijkbaar met die van Brazilië. Lupine en soja zijn daarnaast geschikte rotatiegewassen, ze binden stikstof uit de lucht aan zich, wat de bodemvruchtbaarheid ten goede komt.

Mocht het voor een brede groep boeren aantrekkelijk worden om eiwitproducten te telen in Nederland, dan snijdt het mes aan twee kanten: de Nederlandse landbouw wordt minder afhankelijk van het buitenland en verkleint tegelijk zijn footprint voor de gevolgen van sojateelt in het buitenland.

NAJK en Jongeren Milieu Actief (JMA) hebben de handen ineengeslagen om met dit thema aan de slag te gaan. Gezamenlijk lichten zij onder de noemer ‘Een duurzame toekomst boer je zelf!’ leerlingen van AOC’s voor over de voor- en nadelen van het Nederlandse sojagebruik. Meer informatie over dit project is te lezen op de website van NAJK.

“CRV is een verlengstuk van ons bedrijf”

Gerard en Geertje Heuthorst zijn gedreven koeienboeren, die blijven werken aan de prestaties van hun veestapel. Daarin is CRV een belangrijke partner. “CRV vernieuwt en dat zien we terug in nieuwe kengetallen en betere genomics fokwaarden”, verklaren ze.

Tekst: Wichert Koopman

Op een leeftijd dat menig collega het rustiger aan gaat doen, bouwden Gerard en Geertje Heuthorst uit Doetinchem een nieuwe stal om meer koeien te kunnen melken. “We hebben nog veel plezier in het boeren en niets meer ondernemen is voor ons geen optie”, motiveert Gerard de beslissing om, ondanks dat er nog geen zicht is op opvolging, het bedrijf te blijven ontwikkelen. “We wilden makkelijker kunnen werken en de koeien nog beter laten presteren. Een nieuwe stal bouwen was daarvoor een belangrijke voorwaarde.”

Partner in netwerk

De prestaties van hun veestapel tonen dat de veehouders gedreven en vakbekwame koeienboeren zijn. Het koppel van 125 koeien realiseert een rollend jaargemiddelde van 9.557 kilo melk met 4,21% vet en 3,50% eiwit. De tussenkalftijd is 385 dagen en het inseminatiegetal is 1,9 bij de koeien en 1,4 bij de pinken.

CRV is voor maatschap Heuthorst een belangrijke partner als het gaat om het verbeteren van de prestaties van de veestapel. “Als ondernemer bouw je een netwerk op van mensen en organisaties die je ondersteunen in de bedrijfsvoering. Voor ons is CRV een waardevol onderdeel van dit netwerk”, geeft Gerard aan. “De organisatie levert ons onder andere een schat aan betrouwbare data van onze koeien, bijvoorbeeld via de melkcontrole. Daarvoor worden steeds nieuwe en betere kengetallen ontwikkeld. Deze cijfers zijn voor ons onmisbaar in het management van onze veestapel. Wij zien CRV dan ook als een verlengstuk van ons bedrijf.”

Vooruitstrevend fokbeleid

De hoogproductieve koeien die de nieuwe stal van de maatschap bevolken, stammen zonder uitzondering af van stieren van CRV. “Er is een groot aanbod van sperma van verschillende organisaties, maar belangrijker dan de laagste prijs en een mooi verhaal van een vertegenwoordiger vinden wij het fokprogramma achter het rietje”, verklaart Gerard. “We weten dat CRV een vooruitstrevend fokbeleid voert en hebben de zekerheid dat de cijfers betrouwbaar zijn. Voor ons is dat heel belangrijk.”

Aan de vernieuwingen in het fokprogramma leveren de veehouders zelf een actieve bijdrage. Ze zijn deelnemer aan het programma FokkerijData Plus, waarmee ze voor een aantrekkelijk tarief genomics fokwaarden krijgen bij al hun dieren. Als tegenprestatie stelt de maatschap informatie over de veestapel beschikbaar aan CRV. Zo worden alle gegevens over de klauwgezondheid geregistreerd in DigiKlauw. Deze data worden onder andere gebruikt voor de verdere verbetering van de genomics techniek en de ontwikkeling van nieuwe fokwaarden. “CRV vernieuwt”, merkt Gerard. “En dat zien we terug bij ons in de stal. Daarom kiezen wij voor CRV.”

“Ik wil met bemesting invloed uitoefenen op de resultaten van mijn kuilmonster”

In het Gelderse Joppe runt Erik Smale (28) met zijn ouders een melkveebedrijf met 150 koeien en 110 hectare grond. Bemesting is een belangrijk speerpunt op het bedrijf van Smale. Samen met zijn vader stippelt de jonge ondernemer elk seizoen het bemestingsplan nauwkeurig uit.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker
De bodemvruchtbaarheid is één van de eerste aspecten waar Smale naar kijkt in zijn bemestingsplan. “Bodemvruchtbaarheid is voor mij heel belangrijk”, geeft Erik aan. “Gras groeit niet op kunstmest of organische mest. Gras heeft een bodemleven nodig om de mest om te zetten naar voedingsstoffen voor de plant.” De bodemvruchtbaarheid van zijn percelen houdt de jonge melkveehouder nauwlettend in de gaten. “Naast bodemanalyses, ga ik ook regelmatig zelf met een schop het land in om een bodemconditiescore uit te voeren”, vertelt Erik. NUTRINORM_SLOGAN_25_FC_W

Onwetendheid

Smale ziet dat de aandacht van melkveehouders vaker gaat naar de gezondheid van de koeien, dan naar de status van het land. “Cijfers over de KringloopWijzer laten zien dat melkveehouders meer aandacht hebben voor de koeien dan voor de bodem”, vertelt Smale. “Als melkveehouders niet weten wat er van hun land afkomt, dan weten ze ook niet waar ze moeten sturen in de productie.” Met een secure bemesting kunnen veehouders resultaatgericht werken naar een optimale opbrengst. Erik: “Ik heb bij de bemesting al invloed op mijn kuilkwaliteit en daarmee dus het rantsoen.”

Drijfmest

Voor Erik is het een uitdaging om zodanig met zijn bemesting te spelen dat hij het optimale resultaat van zijn land haalt. “Ik wil mijn drijfmest maximaal benutten.” De kwaliteit van zijn drijfmest, en daarmee de voerefficiëntie, houdt de jonge ondernemer goed in de gaten door te kijken, te ruiken en te zeven. “Als het rantsoen goed verteerd is, heb ik kwalitatieve drijfmest die geschikt is voor het land. Gezonde mest op de bodem zorgt voor een mooi gewas.” Door mestmonsters weet Smale precies wat er in zijn drijfmest zit. “Op basis van de mestmonsters bereken ik per perceel hoeveel drijfmest erop moet. Daar pas ik vervolgens de kunstmestgift op aan”, aldus Erik. Op het gebied van kunstmest strooit de familie Smale kleine proporties. “Men strooit al gauw te veel kunstmest op het land”, vindt Erik. “We willen niet zoveel kunstmest gebruiken. We hebben oud grasland, laat het maar uit de bodem komen.”

Bodemtemperatuur

“Bij drijfmest is het belangrijk dat de bodemtemperatuur in het voorjaar voldoende is”, legt Erik uit. Voldoende draagkracht van de bodem en een bodemtemperatuur van minimaal acht graden bepalen het moment van bemesten bij de familie Smale. “Wij beginnen pas met bemesten medio maart.” Om niet afhankelijk te zijn van een volle mestput, heeft Smale geïnvesteerd in voldoende mestopslag. “De put mag niet bepalen wanneer wij moeten bemesten. Onze mestopslag is bijna 5.000 kuub”, aldus de melkveehouder.

Simpele tool

Naast zijn werkzaamheden op het melkveebedrijf, werkt Erik drie dagen in de week bij Boerenverstand. Voor deze organisatie zocht hij afgelopen jaar een simpele tool voor het berekenen van de bemesting na de eerste snede. Hier kwam hij onder andere de NutriNorm Bemestingsplanner tegen. “Dit is een uitgebreide en gratis tool waarmee melkveehouders per perceel een bemestingsplan kunnen maken”, vertelt Smale. De bemestingsplanner is gekoppeld aan de databank van BLGG, waardoor de bodemanalyses automatisch worden geïmporteerd. “Dat scheelt invoertijd en geeft minder kans op fouten”, legt Erik uit.

Nuttig

Het inzetten van een rekentool vindt Smale zinvol. “Het is heel nuttig om daar als jonge veehouder mee aan de slag te gaan.” Erik geeft daarbij aan dat het belangrijk is om het rekensommetje ook zelf te kunnen maken. “Een typefout is zo gemaakt. Dan kloppen de resultaten niet meer. Bij niet logische uitslagen moet er wel een lampje gaan branden”, aldus de ondernemer.

Politieke dwaling | Wim Bos

Ik was erbij, net als jullie allemaal. We zijn allen getuige van de grootste politieke dwaling van de eenentwintigste eeuw, genaamd fosfaatrechten. Hoe onbetrouwbaar kun je zijn als overheid door regelgeving te lanceren zonder spelregels en zonder dat er een afspraak is overschreden. De staatssecretaris van Economische Zaken zet een hele sector, die sterk bijdraagt aan de Nederlandse economie, op 10-0 achterstand in de internationale concurrentiestrijd. Het fosfaatplafond is nationaal niet eens overschreden. Daarnaast wordt de export en verbranding van fosfaat niet afgetrokken van de totale nationale fosfaatproductie en worden de bemestingsnormen van stikstof en fosfaat alleen maar aangescherpt tot ver onder het gezonde voedingsniveau van bodem en plant. Met de derogatie moet het ook maar eens afgelopen zijn. Gewoon standaard 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest, dat is een must voor een gezond gewas en een gezonde bodem. Het is flauwekul dat het oppervlaktewater en grondwater vervuild worden wanneer op een goede manier landbouw bedreven wordt. Ik kan alleen maar tot de conclusie komen dat bodem, bodemleven, gewassen, dieren en boeren lijden onder de regelzucht van ambtenaren en NGO’s. Tegen onze belangenbehartigers wil ik zeggen: sla eens hard met de vuist op tafel. Genoeg is genoeg, grondgebonden is grondgebonden.

In het hooi met… Natuur & Milieu

In de lobby over het fosfaatoverschot streed Natuur & Milieu ook mee. De onafhankelijke milieuorganisatie wil schoner oppervlaktewater en meer natuur in landbouwgebieden. De oplossing ligt volgens hen bij de melkveehouderij. Meer grondgebondenheid en minder koeien is het standpunt waarmee Natuur & Milieu de Tweede Kamer probeerde te verleiden. In het hooi met… Sijas Akkerman, hoofd voedsel bij Natuur & Milieu. 

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Liesbeth Schuurman

Het lijkt alsof de fosfaatrechten als donderslag bij heldere hemel kwamen…

“Voor melkveehouders die vakbladen lezen en ontwikkelingen in de sector volgen, kunnen de fosfaatrechten geen verrassing zijn. Brancheorganisaties hebben de melkveehouders met de afschaffing van het melkquotum een veel te rooskleurig beeld voorgeschoteld, dat denk ik wel. Groeien voor de wereldmarkt was de hoofdboodschap. Echter produceren we op dit moment al 5% meer melk dan de wereld nodig heeft.”

Waarom is de lobby over het fosfaatoverschot belangrijk voor Natuur & Milieu?

“De  milieu-impact van de melkveehouderij is enorm. Twee derde van alle sloten, kanalen en meren in landbouwgebieden zijn vervuild met nitraat en fosfaat. Als melkveehouders hun koeienmest via de bemestingsnormen kwijt kunnen op eigen land, dan spoelt het nitraat niet uit in het oppervlaktewater en zou er geen probleem zijn. Kennelijk werkt het niet zo. Meer dan een derde van de mest verdwijnt illegaal, blijkt uit cijfers. Boeren weten niet meer waar ze heen moeten met hun mestoverschot. Het werd tijd voor de overheid om in te grijpen.”

En ook jullie grepen in…

“We moeten met elkaar zorgen voor schoon oppervlaktewater. Melkveehouders die hun koeien buiten laten lopen, zoveel mogelijk zelf voer telen en de mest kwijt kunnen op eigen grond, die moeten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat er na 2 juli minimaal drie miljoen kilo fosfaat moet worden afgeroomd. Wij vinden dat die afroming moet plaatsvinden bij intensieve bedrijven.”

Hoe moeten intensieve melkveehouders hun bedrijf dan rendabel houden?

“Veel produceren voor een zo laag mogelijke prijs gaat melkveehouders in Nederland uiteindelijk niet helpen. Intensieve veehouders moeten samen met hun coöperatie kijken waar ze met dezelfde of minder melkproductie meer uit hun product kunnen halen door waarde aan dat product toe te voegen, denk bijvoorbeeld aan het maken van duurzame yoghurt of kaas.”

Welke haken en ogen zitten er aan fosfaatrechten?

“Het is complex voor boeren en moeilijk te controleren. Uiteindelijk willen we naar een evenwichtsbemesting op elk bedrijf. Dat zou bedrijfsspecifiek bekeken moeten worden, maar dat is heel ingewikkeld. Daarom wil de overheid op alle melkveebedrijven de KringloopWijzer introduceren. Ik vind de KringloopWijzer nog te beperkt. De wijzer pakt maar een klein stuk van de kringloop mee. Fosfaatverliezen buiten het bedrijf worden er bijvoorbeeld niet in meegenomen. Extensieve boeren die veel weiden komen er ongunstig uit. Ik vind dat melkveehouders die grondgebonden produceren niet verplicht aan de KringloopWijzer hoeven om hun fosfaatproductie te verantwoorden.”

Mestverwerking ziet u niet als een oplossing?

“Dat klopt. De mestverwerkingstechnologie is nog lang niet uitontwikkeld en er zijn te weinig installaties in Nederland om de mest te verwerken. Daarnaast draagt het nu nog onvoldoende bij aan de sluiting van de kringloop. Misschien dat we over drie of vier jaar verder zijn. Dan ben ik vooral voorstander van het sluiten van kringlopen door voer-mestcontracten.”

Ook de ammoniakuitstoot zit aan zijn max. Lossen fosfaatrechten dit probleem op?

“Nee, daarvoor zijn duurzame stallen nodig. 6,3% van de stallen in de melkveehouderij zijn in 2015 integraal duurzaam. Dat is in mijn ogen veel te weinig. Terwijl er verschillende subsidieregelingen zijn om duurzame stallen tegen een rendabele prijs te realiseren, neem bijvoorbeeld de MIA- en Vamilregeling.”

 

Van de nieuwbouw in de fosfaatrechten

In 2008 maakte Michel Steinbusch samen met zijn vader, moeder, oom en broer plannen voor de nieuwbouw van een melkvee- en jongveestal. Voor de start van de nieuwbouw moest de familie Steinbusch maar liefst vijf jaar wachten op de regelgeving omtrent de Natura 2000. Daarnaast voerden zij vele gesprekken met onder andere ambtenaren, adviseurs, buren, Staatsbosbeheer en stichting Instandhouding Kleine Landschappen. Begin 2015, acht jaar later, was de vergunning voor de nieuwe stallen rond. De maatschap kon eindelijk uitkijken naar de broodnodige vervanging van de oude stal en schaalvergroting, totdat staatsecretaris Dijksma op 2 juli 2015 de fosfaatrechten aankondigde.

In het Limburgse Sint Geertruid runt de familie Steinbusch een melkvee- en fruitteeltbedrijf. “We telen op 19,5 hectare appels en 4,15 hectare peren en melken 75 koeien”, vertelt Michel. Naast hem zit zijn vrouw Rebecca Steinbusch-Lacroix. Zij is nauw betrokken bij de bedrijfsvoering en organiseert educatieve activiteiten op de boerderij. “Van basisscholen, kinderfeestjes, familiedagen tot bedrijfsuitjes. Zolang het met melkvee en fruitteelt te maken heeft, zet ik een leuk programma in elkaar”, zegt een enthousiaste Rebecca.

Bedrijfsvergroting

In 2008 maakte de familie Steinbusch plannen voor nieuwbouw. “Ons doel was om de melkveetak uit te breiden en de fruitteelt gelijk te houden”, legt Michel uit. “De huidige melkveestal is begin jaren 70 gebouwd door mijn opa. De stal is op zijn eind.” Om het bedrijf rendabel te houden voor de verschillende families in de maatschap, besloten ze om meer koeien te melken in de nieuwe stal. “Ons doel is om met twee melkrobotten 120 koeien te melken in de nieuwe stal”, aldus Michel. Met de 75 hectare grond die Steinbusch om het bedrijf heeft liggen zou deze bedrijfsvergroting geen probleem zijn.

Natura 2000

Op de plaats waar de huidige jongvee- en melkveestal staan is geen ruimte voor uitbreiding, daarom tekende de familie Steinbusch de nieuwbouw in op een kavel achter het bedrijf. “Omdat we op een andere kavel wilden bouwen, zaten we vast aan de Natura 2000”, vertelt Michel. In 2008 waren de richtlijnen voor de Natura 2000 nog niet bekend. “We moesten wachten tot er meer duidelijkheid kwam over deze richtlijnen.”

Gemeente

Er kwam geen schot in de zaak ‘Natura 2000’. Toch stapten Michel en Rebecca in 2010 naar de gemeente. “Daar legden we onze plannen voor, met de mededeling dat wij nog op de regelgeving van de Natura 2000 aan het wachten waren. De gemeente gaf toen aan onze plannen te steunen”, aldus Rebecca. Nadat de gemeente fuseerde bleek dat de plannen niet meer gesteund werden door de nieuwe fusiegemeente.

Niet vinken, maar vonken

Een wethouder wees de familie Steinbusch op het provinciale initiatief ‘Niet vinken, maar vonken’. Dit initiatief heeft als doel om boeren die vastlopen door regelgeving te helpen. “In 2012 kwamen we hiermee in contact. Samen met de projectgroep werden de diverse uitdagingen voor de nieuwbouw van de melkveestal geïnventariseerd. Dat waren onder andere de richtlijnen van de Natura 2000, maatschappelijke en landschappelijke inpassing en maatschappelijk draagvlak”, legt de jonge melkveehouder uit. Die uitdagingen ging de maatschap Steinbusch aan. Rebecca: “We hebben gepraat met buren, Staatsbosbeheer en stichting Instandhouding Kleine Landschappen (IKL). Allen stonden positief tegenover onze plannen. Die gesprekken hebben we gebundeld en aangeboden aan de gemeente.”

Vergunning en financiering

In augustus 2013 werden de richtlijnen voor de Natura 2000 bekend gemaakt. “Eindelijk konden we berekenen hoeveel koeien we konden houden in de nieuwe stal”, vertelt Michel. De nieuwe stallen werden uitgetekend. Na een akkoord van de monumentencommissie en positieve resultaten uit archeologische onderzoeken, kon de familie Steinbusch begin 2015 eindelijk de vergunning aanvragen en de financiering rondmaken. De laatste week van juni tekende de maatschap bij de bank voor de financiering van hun nieuwe stallen. Een aantal dagen later, op 2 juli 2015, kwam het bericht van staatssecretaris Dijksma over de fosfaatrechten.

“Niet aan zien komen”

“We waren zo druk bezig geweest met alles rondom de nieuwbouw, dat we de fosfaatrechten niet aan zagen komen”, vertelt Michel. “Ik had verwacht dat het voorstel van Dijksma richting grondgebondenheid zou gaan. Dan hadden wij geen problemen met onze 75 hectare.” Nu gaat de familie Steinbusch weer een onzekere tijd tegemoet, waarbij de regelgeving weer roet in het eten gooit. Hiervan baalt de familie Steinbusch. “We zijn al acht jaar bezig met de nieuwbouw van onze stallen. We hebben oneindig veel gesprekken gevoerd met partijen om te komen waar we nu staan. Als wij zes jaar geleden hadden kunnen starten met de bouw van de stal, dan hadden we nu in rustig vaarwater gezeten”, zegt een licht teleurgestelde, doch positief ingestelde Rebecca.

Uitwerking

2014 als referentiejaar is voor de familie Steinbusch een ramp. “Wij wilden vanaf eind 2015 rustig groeien”, aldus Michel. Toch hoopt Steinbusch dat de invulling van de nieuwe wetgeving positief uitpakt voor hen. Michel: “Ik ben benieuwd hoe jongvee beoordeeld wordt en welke bedrijven er onder de knelgevallen vallen.” Verschillende ‘wat als’-scenario’s zitten in Michels gedachte. “Ik kan van alles gaan roepen, maar ik wil eerst duidelijkheid over de invulling van de fosfaatrechten. Dan kan ik weer naar de toekomst van ons bedrijf kijken.”

Vertrouwen

Ondanks het moeizame traject, kijkt de familie Steinbusch redelijk tevreden terug. Ze hebben veel geleerd in de afgelopen jaren. “Regels kunnen door elke ambtenaar anders geïnterpreteerd worden. Het ligt er maar net aan met welke persoon je spreekt”, geeft Rebecca aan. Het vertrouwen van de familie Steinbusch in de overheid is in de afgelopen acht jaar wel enigszins weggeëbd. Rebecca: “De fosfaatrechten moeten waarschijnlijk over allerlei schijven gecommuniceerd worden. Wie gaat de uiteindelijke rekensom maken? Een econoom of iemand met een boerenhart?”

Mest: van last naar lust

Afgelopen maanden kon niemand het missen: het fosfaatplafond kwam in zicht. In de agrarische wereld barstte de discussie los over fosfaatrechten, dierrechten, uitwisseling tussen sectoren en verhandelbaarheid. De discussie omtrent fosfaat raakt melkveehouders, maar ook andere veehouders. Fosfaat is bovendien één van de belangrijkste bouwstenen van bodemvruchtbaarheid en is daarom ook voor alle telers van groot belang.

Tekst: Kirsten Haanraads
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Wat is fosfaat?

Fosfaat, met de scheikundige aanduiding P205, is de naam voor de verbinding tussen fosfor (P) en zuurstof (O2). Fosfor is voor planten en dieren één van de belangrijkste voedingsstoffen: het zorgt voor de energieoverdracht tussen cellen en daarmee voor groei en ontwikkeling. Een landbouwgewas heeft, afhankelijk van het gewas, dagelijks 100 tot 2.000 gram fosfor per hectare nodig. Bij een kip is de fosforbehoefte 0,2 tot 0,9 gram fosfor per dag en een koe heeft elke dag een behoefte van 45 tot 85 gram.

Efficiënt

Zowel planten als dieren gaan niet efficiënt met hun fosfor om. Dieren nemen maar een klein deel van het fosfor uit het voer op en scheiden daardoor ook fosfor uit. Planten halen hun fosfor uit de fosfaatvoorraad van de bodem. De hoeveelheid fosfaat in de bodem, maar ook andere bodemeigenschappen bepalen hoeveel een plant daadwerkelijk uit de bodem kan halen. Voor een optimale productie en kwaliteit van planten is het noodzakelijk dat er meer fosfaat in de bodem aanwezig is dan de plant eigenlijk nodig heeft. Hierdoor kan de suboptimale en inefficiënte opname worden gecompenseerd.

Waarom een fosfaatplafond?

In Nederland produceren we meer mest, en dus fosfaat, dan de bodem kan opnemen. Er zit een maximum aan de hoeveelheid mest die een bodem kan opnemen. Als dat niveau overschreden wordt, spoelen de stoffen uit en worden ze onbruikbaar. De mest spoelt uit naar diepere bodemlagen (onbereikbaar voor gewassen) of spoelt af naar het (oppervlakte)water. Dit heeft verzuring en verstikking tot gevolg. De leefbaarheid voor planten, dieren, bacteriën en schimmels in de bodem en in het water komt daarmee in gevaar. Ook voor de kwaliteit van ons drinkwater en de lucht geven meststoffen problemen.

Plafonds en richtlijnen

Deze problemen spelen niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. De Europese Unie heeft daarom beperkingen opgelegd aan de productie van mest. Deze beperkingen zijn vastgelegd in verschillende richtlijnen, zoals de Nitraatrichtlijn voor fosfaat en stikstof en de NEC-Richtlijn voor ammoniak, stikstofoxiden en zwaveldioxide (uit de industrie). Er zijn grenzen gesteld aan de hoeveelheden meststoffen die op het land mogen komen (gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat) en die geproduceerd mogen worden (fosfaatplafond en ammoniakplafond). De regels van de Europese Unie, uitgewerkt door Nederland in onze eigen regelgeving, leggen dus zowel een beperking op bij de productie via de plafonds, als voor de plaatsing via de gebruiksnormen.

De grens in zicht

Begin dit jaar werd duidelijk dat de melkveehouderij hun fosfaatplafond aankomend jaar zal overschrijden. De maatregelen die door de sector in het verleden zijn genomen bleken te weinig effect te hebben. Zelfs nieuwe sectormaatregelen zouden de fosfaatproductie onvoldoende remmen.

Oplossing

Staatssecretaris Dijksma heeft in het verleden altijd aangegeven dat zij bij overschrijding van het fosfaatplafond zou ingrijpen door dierrechten in te voeren voor de melkveehouderij. De Tweede Kamer dwong Dijksma via een motie om echter ook alternatieven te overwegen. Op basis van de cijfers van het CBS over de fosfaatproductie van 2014 in combinatie met de ontwikkeling van de melkveehouderij in het eerste halfjaar van 2015 en de verwachte ontwikkeling van de melkveehouderij voor de komende jaren werd het noodzakelijk om een met een goede oplossing te komen.

Drie opties

De staatssecretaris gaf de sector een keuze: of de sector zou met een antwoord komen of Dijksma zou kiezen uit één van de drie opties: dierrechten, fosfaatrechten of een begrenzing van de melkproductie. Op 2 juli, nadat de belangenorganisaties uit de agrarische sector intensieve overleggen en discussies met leden, sectororganisaties en het ministerie van Economische Zaken hadden gevoerd, kondigde Dijksma fosfaatrechten aan. Voor NAJK, en voor de andere belangenorganisaties, is dit de beste keuze uit drie kwaden.

Fosfaatrechten

NAJK kiest voor een tijdelijk systeem van fosfaatrechten. Fosfaatrechten bieden boeren de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door hun efficiëntie te benutten. Het systeem stuurt ook direct op de productie van fosfaat. Ondernemers krijgen ruimte om hun efficiëntie te benutten dankzij het verschil tussen forfaitair en bedrijfsmatig resultaat via de Kringloopwijzer. Dierrechten en melk per koe remmen niet op de feitelijke productie en bieden geen enkele beloning voor efficiëntie.

Focus verschuiven

Als het gaat om mest, dan legt de Europese Unie ondernemers aan twee kanten een slot op. Zowel aan de kant van de productie door de plafonds, als aan de kant van de plaatsing via de gebruiksnormen. Dijksma heeft hierover in Brussel keiharde afspraken gemaakt in ruil voor derogatie. Nederlandse boeren zullen echter bij de Europese Unie willen pleiten voor meer ruimte voor hun ondernemerschap, bijvoorbeeld door het meetellen van verwerkte fosfaat, het verruimen van de gebruiksnormen, het toestaan van kunstmestvervangers uit mestverwerking of zelfs het oprekken van het fosfaatplafond. Die discussie kan en zal alleen gestart kunnen worden als er meer balans in de fosfaatkringloop komt. Hiervoor is het nodig dat meer mest verwerkt wordt. In de intensieve veehouderij worden daar nu flinke stappen in gezet. De ontwikkeling van mestconcentraten is ook in volle gang. Deze ontwikkelingen bieden kansen, maar zijn nu nog onvoldoende gevorderd om het probleem voor de aankomende jaren op te lossen.

Uitdagingen en kansen

De dierrechten in de intensieve veehouderij, de fosfaatrechten in de melkveehouderij en de zorgen in de akkerbouw om behoud van de bodemvruchtbaarheid: het zijn allemaal gevolgen van het onvermogen om mineralenkringlopen optimaal in te zetten binnen de sector. Veel melkveehouders voelen onrecht omdat zij slechts een paar maanden na de afschaffing van het melkquotum alweer geconfronteerd worden met een nieuwe beperking. Het probleem is echter niet nieuw en fosfaat niet het enige probleem. Ammoniak, stikstof, nitraten: allemaal stoffen uit mest die de sector flink kunnen beperken. Het ammoniakplafond komt bijvoorbeeld ook steeds dichterbij. Een evenwichtige omgang met mest en tegelijkertijd het verdienen van ontwikkelruimte vraagt om ondernemerschap en innovativiteit. Samen zullen we moeten werken aan een definitieve oplossing. Mest: van last naar lust.

NAJK: Pachtherziening moet problemen daadwerkelijk oplossen

Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) betreurt dat een herziening van het pachtstelsel vertraagd wordt. Op verzoek van de Tweede Kamer en staatssecretaris Dijksma hebben de deelnemers van het deelakkoord van Spelderholt geprobeerd om tot overeenstemming te komen. Op 1 september is staatssecretaris Dijksma geïnformeerd dat een akkoord niet is bereikt. 

Enige maanden geleden bereikten belanghebbenden een deelakkoord omtrent herziening van het pachtsysteem, het zogenaamde ‘Deelakkoord van Spelderholt’. Er werd op dat moment geen akkoord bereikt over het introduceren van een overgangsrecht voor reguliere pachtovereenkomsten. Op verzoek van de Tweede Kamer en staatssecretaris Dijksma hebben de betrokkenen de afgelopen tijd geprobeerd om tot een volledig akkoord te komen. Dit is niet gelukt.

NAJK-voorzitter Eric Pelleboer is namens de vereniging voor jonge boeren en tuinders betrokken bij de dialoog omtrent de herziening van het pachtstelsel. “Een belangrijk onderwerp voor onze achterban. Jonge boeren hebben grote behoefte aan langdurige pachtcontracten. Hiermee kunnen zij immers hun bedrijf opbouwen en ontwikkelen. Pacht zal in de toekomst bovendien alleen maar belangrijker worden als financieringsinstrument in de landbouw,” legt Pelleboer uit. “Voor ons waren daarom vanaf het begin twee zaken van groot belang: bestaande reguliere overeenkomsten moeten behouden blijven en het moet aantrekkelijker worden voor pachter en verpachter om langdurige overeenkomsten aan te gaan. Beter voor de bodemvruchtbaarheid, beter voor de jonge boeren en dus het beste voor de toekomst van ons voedsel.”

Pelleboer vervolgt: “Alle betrokkenen onderschreven de noodzaak tot een herziening van een pachtsysteem. Dat doen wij ook. De herziening moet echter wel een oplossing vormen voor de problemen waardoor wij deze herziening in eerste instantie allemaal wensten. In alle gesprekken zijn wij inmiddels helaas te ver verwijderd geraakt van de gezamenlijke basisgedachte van het deelakkoord van Spelderholt: reguliere pacht moet bevorderd worden. Het zal daardoor alleen maar langer duren voordat we tot een echte, betekenisvolle herziening zullen komen. Dat is te betreuren.”

NAJK op de Zwarte Cross 2015!

De stand van NAJK staat weer klaar op het legendarische festival ‘Zwarte Cross’ in Lichtenvoorde. Op het terrein van ForFarmers zal het team van NAJK ook dit jaar weer jonge boeren en tuinders verwelkomen voor een gezellig samenzijn onder het genot van een natje en een droogje.

Gratis lidmaatschappen

Ben jij nog geen lid van NAJK, maar wil je wel graag kennis maken met NAJK en een AJK uit jouw buurt? Kom dan langs de stand van NAJK op het ForFarmersterrein. Met dank aan ForFarmers geeft NAJK namelijk gratis jaarlidmaatschappen weg aan nieuwsgierige jonge ondernemers!

Waar vind ik het ForFarmersterrein?

Het ForFarmersterrein is alleen toegankelijk als je toegangskaarten hebt gekocht via ForFarmers of vrijkaarten hebt gewonnen via NAJK. Het terrein van ForFarmers vind je achter de crossbaan. Bekijk hier op de plattegrond waar de stand van NAJK staat.

Openingstijden ForFarmersterrein

De NAJK-standbemanning heet jou welkom op de volgende dagen en tijdstippen:
Vrijdag               10.00 uur tot 20.00 uur
Zaterdag           10.00 uur tot 20.00 uur
Zondag             10.00 uur tot 20.00 uur

Op de foto…

Ben jij in de NAJK-stand op de foto gezet? Vanaf maandag komende foto’s online te staan op www.facebook.com/dbnajk.