Toekomst jonge boeren blijft onzeker

Jonge boeren zijn niet gerustgesteld door het stikstof-adviesrapport van de commissie Remkes. Volgens het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) is het positief dat de commissie een generieke korting afraadt, maar blijft de toekomst onzeker.

Op woensdag 25 september overhandigde oud-minister Johan Remkes het adviesrapport “Niet alles kan”, aan minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De commissie adviseert het Ministerie in het rapport maatregelen te nemen in de veehouderij, mobiliteit, industrie en bouw. Dagelijks bestuurder van NAJK Marije Klever: “Zowel de politieke keuzes als het adviesrapport voor de lange termijn worden bepalend voor de bewegingsruimte van de jonge boer.”

Jonge boer wil bewegingsvrijheid
Voor NAJK was een generieke korting absoluut onbespreekbaar. Dit zou een zeer negatief effect hebben op de hele veehouderijsector en een generieke korting zou de regionale problemen niet oplossen, aangezien het probleem gebiedsafhankelijk is. De commissie Remkes adviseert om agrarische bedrijven met relatief hoge emissies of verouderde stalsystemen te saneren. Belangrijk voor NAJK is dat er bewegingsvrijheid voor jonge boeren en tuinders blijft bestaan. Ook voor jonge boeren in kwetsbare gebieden met moderne bedrijven of met een oudere stal maar een efficiënte bedrijfsvoering wat betreft stikstof. Zonder deze bewegingsvrijheid en vertrouwen is er geen toekomst voor de agrarische ondernemers van de toekomst in Nederland. “Er wordt aan alle kanten aan jonge veehouders getrokken en er gebeurt bijna wekelijks iets dat ons verder klem zet. Hier moet iets aan gebeuren. Wij roepen daarom de overheid op om in dit dossier extra aandacht te besteden aan de jonge boeren en tuinders.”, aldus Klever.

Onduidelijkheid blijft
De onzekerheid waar de landbouw in verkeert, wordt met het adviesrapport van commissie Remkes niet weggenomen. De termen in het adviesrapport zijn voor interpretatie vatbaar en wekken daarmee nieuwe vragen op. Daarnaast is er nog geen zekerheid voor bedrijven die ten tijde van de PAS meldingsplichtig waren en hoe er nu omgegaan moet worden met bemesten en beweiden. Ook zijn er veel vragen over het rekenmodel onder jonge boeren en tuinders. Klever: “Het is onduidelijk waar het rekenmodel op gebaseerd is en of het correct werkt. Dit brengt veel onrust en wantrouwen onder de jonge agrariërs.”

Invulling en uitwerking cruciaal
Er wordt een grote rol aan provincies toegeschreven in het adviesrapport. Klever: “Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de lokale situatie, maar het moet straks niet zo zijn dat er grote verschillen ontstaan in de mogelijkheden voor agrarisch ondernemers in verschillende provincies. Agrarische ondernemers in eenzelfde situatie verdienen een gelijke behandeling.” Een ander cruciaal punt is het financiële plaatje. Op dit moment is het nog geheel onduidelijk hoeveel financiële middelen de overheid beschikbaar stelt om de opgave te realiseren. Het gisteren gepubliceerde advies heeft betrekking op de korte termijn. De commissie gaat nu aan de slag met het advies voor de lange termijn. “Dat advies en de verdere uitwerking ervan zijn nóg bepalender voor de impact op toekomst van de landbouwsector“, aldus Klever.

NAJK roept het ministerie van LNV en de leden van de Tweede Kamer op om goed onderbouwde en integrale keuzes te maken en extra aandacht aan de toekomst van de sector te besteden.

[ADVERTORIAL] Varkens tegen verspilling

Het varken is een ultiem kringloopdier. Vroeger had nagenoeg iedereen een varken om de keukenresten op te ruimen. Het varken zette deze resten om in vlees en zo kwam het als hoogwaardige voeding terug op het bord. Ook nu eten varkens veel resten. Geen keukenresten meer, maar reststromen die op grote schaal afkomstig zijn uit de productie van levensmiddelen.

Zonder onze landbouwhuisdieren zouden deze restproducten één of meer treden lager op de ladder van Moerman hergebruikt worden en zou het milieueffect van het verwerken van deze stromen kleiner zijn. (Zie afbeelding ‘Ladder van Moerman’) Varkens spelen dus een belangrijke rol tegen de verspilling van hoogwaardige grondstoffen.

Bedrijfsrendement en kringlooplandbouw?

Pakweg een jaar geleden presenteerde minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar visie over de omslag naar kringlooplandbouw. Wat deze visie qua uitvoering in de praktijk betekent, is nog niet concreet. Maar dat we, omwille van ons klimaat en de aarde op alle fronten zuiniger om moeten springen met grondstoffen, is wel duidelijk. Leuk en aardig allemaal, maar wat betekent dit voor mijn bedrijfsrendement, denk je wellicht? Voor het voeren van varkens hangt dat onder andere af van de grondstoffen die je kiest. Net als bij de traditionele manier van voeren. Tot zover weinig verschil dus… Het kiezen van de juiste grondstoffen daarentegen kan wél een uitdaging zijn.

De ene reststroom is de andere niet; een wereld van verschil

Het aanbod aan reststromen is zeer divers. Dit geldt voor de prijs, herkomst, samenstelling en, één van de belangrijkste kenmerken, de nutriëntwaarden. Hoe voedzaam en rijk reststromen aan hoogwaardige en goed opneembare voedingsstoffen zijn, hangt sterk af van de herkomst. Betreft het reststromen, ontstaan tijdens het productieproces, zoals tarwegries of gaat het om een hoogwaardig deegproduct, onbruikbaar als gevolg van een productiestoring, dat bestaat uit het beste van de tarwekorrel?

Het effect van hoogwaardige restproducten op de prestaties

De mate van benutbaarheid en de kwaliteit op nutriëntniveau is bepalend voor het effect op het resultaat en niet de prijs per 100 kg droge stof.

In de praktijk blijkt dat voer met daarin de unieke Food-for-Feed®-grondstoffen, dankzij haar betere benutbaarheid, een scherpere voerconversie geeft en een lagere fosfaatproductie.

Ter illustratie: in de tabel lees je wat het effect op de fosfaatproductie is wanneer je een gedeelte van de traditionele grondstoffen vervangt door Food-for-Feed®-grondstoffen (kolom ‘Nijsen/Granico’). Je kunt daarmee 5.231 kg P2O5 besparen (4.000 vleesvarkensplaatsen).

 

  Gem. excl. Nijsen/Granico Nijsen/Granico  Reductie
Aantal Vleesvarkensplaatsen 4.000 4.000
Voerconversie 2,56 2,5
Opleggewicht 25 25
Aantal rondes 3 3
P Aanvoer 14.046 11.762
N Aanvoer 32.166 26.935
P205 verschil 5.231 16,26%
Financieel voordeel:
Mestkosten per ton bij 4 kg Fosfaat à 4 Euro €32.693

Ruim 30 jaar circulair voerproducent

Nijsen/Granico maakt inmiddels ruim 30 jaar van levensmiddelen die niet in het winkelschap terechtkomen, (deels) circulair voer voor varkens. Inmiddels verwerken wij jaarlijks ruim 100.000 ton levensmiddelen (denk aan koek, brood, snoep, chocolade, deeg, sauzen en vlaaien) en kunnen wij varkensvoer maken dat tot 100% uit levensmiddelen, verwerkt tot de circulaire Food-for-Feed®-grondstoffen, bestaat. Voeders met Food-for-Feed®-grondstoffen kunnen, naast een positief effect op de carbon footprint, ook een gunstig effect hebben op je rendement.

Dit kan circulair voeren voor jou als varkenshouder betekenen:

  • Jij kunt met jouw varkens een scherpere voerconversie halen;
  • Jij kunt je mestafzetkosten verlagen dankzij een betere fosfaatefficiency en een lagere fosfaatproductie;
  • Jij kunt de carbon footprint van je varkens substantieel verlagen dankzij een substantieel lagere carbon food via voer;
  • Jij kunt bijdragen aan een lager landgebruik en minder import van grondstoffen voor voer.

Voor een goed rendement en een duurzamer stukje varkensvlees met een substantieel lagere carbon footprint!

NAJK deelt zorgen over toekomstperspectief jonge boeren

Via diverse kanalen worden boeren opgeroepen deel te nemen aan de aangekondigde boerendemonstratie op 1 oktober in Den Haag. NAJK deelt de zorgen van vele (jonge) boeren over het toekomstperspectief van de landbouw in Nederland, maar zal niet haar naam verbinden aan de demonstratie.

In juni heeft NAJK een brandbrief gestuurd naar minister Schouten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Op deze manier heeft NAJK de minister opgeroepen toekomstperspectief te houden voor (jonge) boeren. NAJK-voorzitter Andre Arfman legt uit: “Ook in de huidige situatie, waarin veel op ons afkomt, proberen we een weg te vinden, de kansen te benutten die we zien. Daar hebben we in de basis twee dingen voor nodig: bewegingsruimte en vertrouwen in de toekomst. Juist deze twee dingen zien we in een zeer zorgwekkende snelheid verdwijnen. We hebben het gevoel de grip op de toekomst te verliezen.”

Dat er voor verandering niet alleen vertrouwen in de toekomst, maar ook ruimte en perspectief nodig is, wordt al geruime tijd bepleit door NAJK. Naar aanleiding van de brandbrief is NAJK in gesprek met het ministerie van LNV. “Deze gesprekken verlopen goed, er wordt serieus naar NAJK geluisterd en samen wordt er naar oplossingen gezocht. Helaas zijn de opgaven complex, is het proces niet altijd zichtbaar en duurt het soms lang voor alle processen zijn doorlopen. Dit betekent dat er niet altijd direct een positief resultaat zichtbaar is,” aldus Arfman.

Terwijl Nederlandse agrarisch ondernemers continu verbeteringen toepassen op hun bedrijf en ontzettend duurzaam produceren, wordt er in het publieke en politieke debat vaak op een negatieve manier over de landbouwsector gesproken. Dit stoort NAJK ontzettend. Daarnaast demotiveert het jongeren om met opgaven rond de kringloopvisie en het klimaat aan de slag te gaan. Arfman vertelt: “Als zelfs de meest positieve, gemotiveerde jonge boeren aangeven “van mij hoeft het niet meer”, dan slaan we de plank volledig mis in Nederland. Als we de energie kwijtraken, dan wordt het niets met de kringloopvisie, met klimaatopgaven en het allerbelangrijkste: ons voedsel. Daarom zal NAJK blijven vechten voor de ruimte voor jonge boeren.”

NAJK begrijpt het gevoel dat er heerst, maar zal als organisatie niet deelnemen aan de aangekondigde demonstratie. De leden van NAJK staan hier uiteraard vrij in. Arfman: “Het is waardevol dat jonge boeren, als voedselproducenten van de toekomst, zich uitspreken en zich actief mengen in het publieke debat. We zien dit door het hele land op verschillende manieren gebeuren.”

NAJK hoopt dat de aanwezige boeren en sympathisanten respectvol en binnen de kaders van de wet blijven opereren. Arfman: “Nederlandse boeren en tuinders werken iedere dag met passie aan kwalitatief hoogwaardig voedsel en dat is iets wat we altijd moeten blijven uitstralen!”

Nieuw project: Veilig en met plezier werken in de melkveehouderij

NMV, LTO Nederland, NAJK en NZO hebben samen met ZuivelNL en Stigas, het kennisinstituut voor veilig, gezond en duurzaam werken, het initiatief genomen om de veiligheid in de melkveehouderij te verbeteren. Het betreft een driejarig project dat zal starten tijdens de Veilig op 1-week georganiseerd van 16 tot en met 20 september door platform Zero Accidents.

Doel van het project is om een veilige werkvloer voor melkveehouders, hun familieleden, personeel en bezoekers te realiseren. ZuivelNL financiert dit project en geeft zo invulling aan één van de zeven doelen van de Duurzame ZuivelKeten voor 2030, die vorige week bekend zijn gemaakt.

Noodzaak
De aanleiding tot het gezamenlijke project is het hoge aantal ongelukken in de agrarische sector, vaak met ernstige afloop. Het werken met vee en machines kent risico’s, maar hoeft niet gevaarlijk te zijn. Vijf redenen waarom het nodig is aandacht te besteden aan veiligheid in de melkveehouderij:

  1. In de afgelopen 10 jaar lag het gemiddelde (in de agrarische sector) op 15 dodelijke ongevallen per jaar. Relatief gezien gebeuren de meeste ongelukken in de melkveehouderij (en het loonwerk).
  2. Uit onderzoek blijkt dat ieder dodelijk ongeval in de praktijk zo’n 30 ongevallen met ernstig letsel weerspiegelt. Dit betekent dat jaarlijks gemiddeld ook 450 ongevallen met ernstig letsel plaatsvinden. Daarmee zijn de dodelijke ongevallen dus nog maar het topje van de ijsberg.
  3. De meeste ongelukken gebeuren op het familiebedrijf, waar vaak jongeren of ouderen slachtoffer zijn.
  4. De aard van de ongelukken heeft vaak te maken met:
    • Dieren (omgang met stier, bekneld raken);
    • Rijdende machines (aangereden of overreden worden);
    • Bewegende onderdelen (gegrepen worden);
    • Onderhoud van machines en gebouwen (onderdelen die losschieten, vallen van of door het dak). De automatisering neemt toe en daardoor ook het aantal machines op het erf. Dit verhoogt het risico op ongevallen.
  5. Ook de toename van stress (o.a. door de toegenomen regeldruk), een hoge werkdruk en lage inkomenspositie zijn van invloed op de veiligheid op het boerenbedrijf.

Aan de slag
De initiatiefnemers willen de veiligheid op het boerenerf vergroten door melkveehouders meer bewust te maken van het belang van veilige werkomstandigheden. Met communicatie, tools, een prijsvraag en interactieve bijdragen aan ledenbijeenkomsten van LTO, NAJK en NMV willen de partijen het bewustzijn rond veiligheid op en rond het erf verhogen en het proactief handelen bij onveilige situaties stimuleren. Op de avonden komen veiligheidsdeskundigen aan het woord en melkveehouders die eerder een ongeval hebben meegemaakt. Zij zijn de zogenaamde ambassadeurs van het project. Bij de uitvoering van het project zijn veel medewerkers van NMV, LTO Nederland en NAJK betrokken, die zelf ook actief zijn op het eigen melkveebedrijf.

De passie doorgeven
Het uiteindelijke doel is het voorkomen van ongelukken. Zo kan er door meerdere generaties, door jong en oud samen, met plezier op het melkveebedrijf worden gewerkt.

Duurzame Zuivelketen stelt nieuwe doelen voor 2030

De Duurzame Zuivelketen heeft een aantal doelen voor 2020 al gerealiseerd. Naast de oorspronkelijke partners LTO Nederland (melkveehouders) en NZO (zuivelindustrie), werken met ingang van 2019 ook de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) samen in de Duurzame Zuivelketen. Het samenwerkingsverband, dat onder ZuivelNL valt, verbreedt zijn scope met enkele nieuwe doelen en heeft nieuwe doelstellingen voor 2030 vastgesteld.

De Duurzame Zuivelketen wordt ondergebracht bij ZuivelNL. Dit past in de nieuwe positionering van ZuivelNL als de brancheorganisatie voor de Nederlandse zuivelketen.

Behaalde doelen

Onder andere bij het terugdringen van het gebruik van antibiotica in de melkveehouderij en op het terrein van weidegang zijn de gestelde doelen voor 2020 al gehaald. Dit betekent bijvoorbeeld dat ruim 99% van de Nederlandse melkveebedrijven voldoet aan de norm voor antibioticagebruik van de onafhankelijke Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa). Het aantal bedrijven met weidegang is in 2018 al uitgekomen boven het streefpercentage van 81,2.

Hoofdthema’s

Ook bij de andere doelen boekt de Duurzame Zuivelketen voortgang. Daarbij gaat het tot nu toe om de volgende 4 hoofdthema’s:
– klimaatverantwoorde zuivelproductie;
– continu verbeteren van diergezondheid en dierenwelzijn;
– behoud van weidegang;
– biodiversiteit en milieu.

Voor de periode tot 2030 voegt de Duurzame Zuivelketen hier drie thema’s aan toe, namelijk:
– verdienmodellen;
– grondgebonden melkveehouderij;
– veiligheid op het boerenerf.

Bij verdienmodellen gaat het om duurzaam rendement voor melkveehouders op basis van hogere opbrengsten en/of lagere kosten en/of meer ontwikkel- cq gebruiksruimte.
Grondgebonden melkveehouderij betreft eiwit van eigen grond of uit de buurt, buurtcontracten, voldoende grote huiskavel t.b.v. weidegang en afname van de import van eiwitrijke grondstoffen. Dit sluit aan op het beleid van LNV in het kader van de nota over Kringlooplandbouw.
Een veilige werkvloer voor melkveehouders, hun familieleden, medewerkers en bezoekers zal worden gestimuleerd door bewustwording van veiligheid op het boerenerf en actief handelen zodat het aantal ongevallen afneemt.

Doelstellingen

Voor alle 7 thema’s zijn (geactualiseerde) doelstellingen vastgesteld voor 2030, in samenspraak met de Adviesraad van de Duurzame Zuivelketen en het ministerie van LNV. Het ministerie en andere stakeholders hebben namelijk ook een rol en verantwoordelijkheid bij de realisatie van de doelen.
Ook bij de sectordoelen voor 2030 gaat de Duurzame Zuivelketen uit van de diversiteit in de sector. Zo kan de ene melkveehouder meer doen aan natuur en landschap, terwijl een ander meer werkt aan duurzame energie.

Duurzame melkveehouderij

De Nederlandse zuivelsector staat voor een duurzame melkveehouderij die gezonde producten voortbrengt in een gezonde omgeving. Melkveehouders en zuivelondernemingen komen zelf met nieuwe duurzaamheidsdoelen, om dit ook in de toekomst waar te maken op basis van verantwoorde productie, voldoende draagvlak en een gezond verdienmodel.

 

Meer informatie vindt u hier: Factsheet nieuwe doelen

NAJK: bedrijfsovernamefonds aanwinst voor jonge boeren en tuinders

Minister Schouten van het ministerie van LNV heeft vandaag de verdere invulling van het bedrijfsovernamefonds bekendgemaakt. Vanaf 1 januari 2020 wordt de borgstellingsregeling Vermogensversterkend Krediet (VVK) opengesteld. Daarnaast komt er een kenniscentrum bedrijfsovername en een programma voor duurzame bedrijfsovernames. Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) is blij met het resultaat.

In het regeerakkoord van kabinet-Rutte III heeft het kabinet € 75 miljoen vrijgemaakt voor “een bedrijfsovernamefonds waaruit jonge boeren worden ondersteund om de overname van het gezinsbedrijf en investeringen in innovatie te financieren”. NAJK is afgelopen periode met het ministerie van LNV in gesprek geweest over de invulling van het bedrijfsovernamefonds. Het bedrijfsovernamefonds bestaat uit twee delen: 64 miljoen euro van het bedrijfsovernamefonds is bestemd voor de borgstellingsregeling Vermogensversterkend Krediet en 11 miljoen euro voor opleiding en coaching.

Openstelling VVK per 1 januari 2020
Tot een periode van drie jaar na de start of overname van een landbouwbedrijf kan aanspraak gemaakt worden op deze regeling voor investeringen. De regeling is nuttig voor overnemende en startende agrarische ondernemers die onvoldoende risicodragend vermogen (solvabiliteit) hebben. Per 1 januari 2020 wordt de VVK opengesteld. “Deze regeling geeft een bepaalde groep ondernemers meer mogelijkheden doordat de leencapaciteit vergroot wordt. Wij hadden graag gezien dat deze regeling voor alle jonge agrarische ondernemers nuttig was, maar dat was om juridische redenen helaas niet mogelijk”, aldus Sietse Draaijer, dagelijks bestuurder NAJK met de portefeuille bedrijfsovername.

Kenniscentrum bedrijfsovername
NAJK heeft de afgelopen periode gepleit voor een kenniscentrum bedrijfsovername. Draaijer: “Wij zijn blij dat er hoogstwaarschijnlijk een kenniscentrum bedrijfsovername gaat komen. Het kenniscentrum moet het expertisecentrum op het gebied van duurzame agrarische bedrijfsovernames worden. Het kenniscentrum bundelt en verspreidt kennis over bedrijfsovername en helpt opvolgers, overdragers en andere gezinsleden op weg naar een succesvolle bedrijfsovername. In Vlaanderen heeft zo’n kenniscentrum zijn succes al bewezen. Overdragers, opvolgers en andere familieleden kunnen bij een loket terecht met al hun vragen.”

Programma duurzame bedrijfsovername
Het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA gaat een programma duurzame bedrijfsovername inrichten. Hierin gaan onderwijsinstellingen, agrarische bedrijven en agrarische dienstverleners met elkaar onderzoek doen, zodat de huidige kennis over bedrijfsovername aangevuld en verdiept wordt. Het kenniscentrum moet parallel gaan lopen aan het programma duurzame bedrijfsovername. Zo kunnen praktijkvragen teruggekoppeld worden naar het programma duurzame bedrijfsovername. Opgedane kennis vanuit het programma duurzame bedrijfsovername kan verspreid worden via het kenniscentrum.

Nadere uitwerking klimaatakkoord mede bepalend voor realiseren ambities

De belangenorganisaties van melkveehouders (LTO Nederland, NMV, NAJK) en zuivelondernemingen (NZO) stellen vast dat het kabinet op een aantal punten afwijkt van het eerdere Ontwerp Klimaatakkoord, waarin ook de voorstellen van de zuivelpartijen zijn opgenomen. Die voorstellen hebben de steun van alle deelnemende partijen aan de Klimaattafel Landbouw & Landgebruik.

In het ontwerpakkoord is onder meer aangegeven om de CO2-uitstoot in de veenweiden gebiedsgericht aan te pakken, door de komende twee à drie jaar per gebied te onderzoeken welke maatregelen voor elk gebied het meest effectief zijn. Het kabinet wil echter met onmiddellijke ingang maatregelen nemen; zonder te weten of dat leidt tot het gewenste effect. Een zorgvuldig gebiedsproces met alle belanghebbenden is noodzakelijk voor een breed draagvlak.

Tot teleurstelling van de zuivelsector schaart het kabinet zich niet achter het advies van de Commissie Grondgebondenheid dat met steun van de voltallige Klimaattafel Landbouw en Landgebruik was opgenomen in het Ontwerp Klimaatakkoord. Deze commissie was destijds zeer breed samengesteld, inclusief vertegenwoordigers van de rijksoverheid, de provincies en natuur- en milieuorganisaties. In het belang van een toekomstbestendige en maatschappelijk gedragen melkveehouderij blijven de zuivelsector en alle andere betrokkenen zich inzetten om het advies uit te voeren.

De zuivelsector is het kabinet erkentelijk voor de toegezegde extra financiële steun om de uitstoot van broeikassen in de melkveehouderij te verminderen. Het is nog niet duidelijk of de toegezegde bedragen voldoende zijn om de ambities waar te maken. Dat hangt ook af op welke wijze de middelen kunnen worden besteed en of bestaande regelingen (financierings-, investerings- en fiscale instrumenten) kunnen worden aangewend. Ook de invulling en uitwerking van de in het akkoord aangegeven noodzakelijke aanpassingen van wet- en regelgeving zal mede bepalend zijn om de beoogde reductie in de melkveehouderij te kunnen realiseren.

De zuivelorganisaties nemen klimaatmaatregelen. Daarom presenteerden zij eind vorig jaar een eigen plan van aanpak om broeikasgassen te reduceren. Bij de analyse van het ontwerpakkoord noemde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat plan realistisch. Rekening houdend met de specifiek door het kabinet aangekondigde maatregelen, zullen de zuivelorganisaties met alle partijen het eigen plan van aanpak ter hand nemen met de daarin overeengekomen rollen en verantwoordelijkheden.

Kabinet neemt eerste stap richting realiseren landbouwambities

De agrosector speelt een belangrijke rol bij het behalen van klimaatdoelen. Al vele jaren produceert de sector hernieuwbare energie en reduceert zij broeikasgasemissies – met 19% sinds 1990i. Boeren- en tuindersverenigingen LTO Nederland, NAJK en Glastuinbouw Nederland zijn vorig jaar dan ook positief en met vertrouwen de klimaatonderhandelingen ingegaan.
Het kabinet neemt nu een eerste stap om de ambitieuze doelen van de klimaattafel landbouw en landgebruik te realiseren. De agropartijen waarderen de zoektocht naar additionele financiële middelen vanuit het ministerie van LNV. Minister Schouten verdient hiervoor een compliment. Het is echter de vraag of er structureel genoeg financiële middelen worden vrijgemaakt. Bovendien is het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over de noodzakelijke aanpassingen van beleid, met name ruimte in regelgeving en bestendig kabinetsbeleid tot 2030.
De vertegenwoordigers van de primaire sector zien het kabinetsvoorstel als een handreiking met aanknopingspunten voor nadere uitwerking. Wel benadrukken de verenigingen dat het voorstel met de eigen achterban moet worden besproken om het draagvlak onder boeren en tuinders te peilen.

Agrarische ambities
In het ontwerp klimaatakkoord omarmde de klimaattafel landbouw en landgebruik, waar ook het ministerie van LNV aan deelnam, de door het kabinet gevraagde reductie van 3,5 Mton CO2-eq bovenop al geplande reducties. De sector zag bovendien mogelijkheden voor een extra reductie tot 6 Mton CO2-eq. in totaal. Daaraan zijn wel randvoorwaarden verbonden omtrent regelgeving, financiering en de samenwerking met andere klimaattafels. Bovendien zijn de geschetste ambities mede afhankelijk van ander beleid, zoals het nog vorm te geven beleid Gewasbescherming 2030 en het advies van de Commissie Grondgebondenheid.
Sinds de presentatie van het ontwerp klimaatakkoord zijn de betrokken agropartijen in gesprek gegaan met hun achterban en hebben de planbureaus hun doorrekeningen gepresenteerd. Daaruit bleek dat een realistische en sluitende bedrijfseconomische onderbouwing voor boeren en tuinders een voorwaarde is voor de haalbaarheid van de ambities. De bewegingsruimte van veel ondernemers is beperkt. Ook als het doel ambitieus is moeten de stappen behapbaar zijn.

Invulling randvoorwaarden
Het kabinet heeft nu zelf een aantal extra maatregelen voorgesteld. De invulling van de randvoorwaarden, financiële onderbouwing en passende regelgeving moet verder worden uitgewerkt.
De agropartijen constateren dat de door het kabinet beschikbaar gestelde 970 miljoen euro tot 2030 een eerste stap is. De geschatte investeringen voor het klimaatakkoord zijn voor de agrosector circa 11 miljard euro, waarvan momenteel zo’n 3,5 miljard euro nog niet wordt gedekt door subsidies of de markt. Er is veel afhankelijk van de wijze waarop de middelen kunnen worden besteed en of bestaande regelingen (bijvoorbeeld SDE++) kunnen worden aangewend. Dit zal mede bepalend zijn om de beoogde reductie te kunnen realiseren.
De klimaattafel heeft in het ontwerpakkoord verschillende suggesties gedaan waarmee wet- en regelgeving in lijn kan worden gebracht met de doelen. De agrosector is afhankelijk van de overheid bij het waarmaken van welke ambitie dan ook. Het kabinetsvoorstel biedt hier nog niet voldoende
helderheid over. Dat geldt ook voor de samenwerking met andere sectortafels. Beide zijn van groot belang om de ambities van de sector te borgen.

Vragen over veenweidegebied
Bodemdaling en CO2-uitstoot in het cultuurhistorisch karakteristieke landschap van veenweidegebieden is complexe problematiek met grote regionale verschillen. Om tot oplossingen te komen is gebiedsgerichte aanpak, met het bedrijfsperspectief van de boer als uitgangspunt, noodzakelijk. Het kabinet onderschrijft dit.
In het ontwerpakkoord was opgeschreven dat er de komende twee à drie jaar zou worden onderzocht welke maatregelen voor elk gebied het meest effectief zijn. Het kabinet wil echter met onmiddellijke ingang maatregelen nemen; zonder te weten of dat in elk gebied tot de beoogde reductie leidt.
Ook leven er nog de nodige vragen over de voorgestelde vrijwillige stoppersregeling. Een top-down uitkoopregeling waarmee een aantal boeren kunnen stoppen, zou tegen de gebiedsprocessen kunnen indruisen. Daar komt bij dat lokaal ook voor de blijvende boeren perspectief moet blijven en een zorgvuldig gebiedsproces gewenst is om ook voor hen ontwikkelruimte te behouden.
De agropartijen benadrukken dat er van gedwongen krimp van de veestapel geen sprake kan zijn.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid overtekend?
Er is nog veel onduidelijk over het GLB na 2021, zowel op Europees niveau als met betrekking tot de nationale invulling. Vast lijkt te staan dat er meer wordt verwacht voor een lager budget. Het is voorbarig dat het kabinet er vanuit gaat dat boeren en tuinders de kosten voor klimaatmaatregelen kunnen afdekken met toekomstige GLB-gelden. Het gaat immers om bestaande (en krimpende) middelen die in eerste instantie bedoeld zijn om de economische positie van de boer en tuinder te versterken, die bovendien enkele malen overtekend lijken te zijn. Het kabinet wil immers ook andere transities vanuit het GLB financieren.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid
De Nederlandse land- en tuinbouwsector wil bijdragen aan de klimaatdoelen en neemt zijn verantwoordelijkheid, zoals in het ontwerp klimaatakkoord omschreven. Het huidige verdienvermogen van boeren en tuinders is niet toereikend om de gewenste transitie te realiseren. Beter beleid en aanvullende middelen zijn noodzakelijk om voldoende te kunnen investeren in klimaatmaatregelen.

Gesprek met achterban
De klimaatmaatregelen moeten haalbaar en betaalbaar zijn voor de 54.000 Nederlandse boeren en tuinders, hun ketens en de consument. De ledenorganisaties zullen hun achterban consulteren om de resultaten van de klimaatonderhandelingen te bespreken en het draagvlak te peilen.
De uitkomsten van de bespreking met de achterban zullen uiteindelijk bepalend zijn voor de vraag of partijen dit kabinetsvoorstel onderschrijven.
Noot voor de redactie, niet voor publicatie:

Brandbrief NAJK over situatie melkveehouderij

NAJK heeft een brandbrief gestuurd naar minister Schouten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de situatie in de melkveehouderij. Jonge boeren hebben bewegingsruimte en vertrouwen in de toekomst nodig. Juist deze dingen zien de jonge melkveehouders verdwijnen. Er wordt aan alle kanten aan de jonge boeren getrokken: aflossen, voldoen aan steeds weer nieuwe en hogere kwaliteitseisen, werken richting een visie die nog onzeker is, het biodiversteitsvraagstuk oplossen en het klimaat redden. Daarbij gebeurt er bijna wekelijks iets wat de ondernemer klem zet: het dierenactivisme maakt zijn opmars, het fosfaatrechtenstelsel wordt aangepast, bepaalde machines mogen plots niet meer gebruikt worden en de PAS wordt afgeschoten waardoor opeens duurzame ontwikkelingsplannen de prullenbak in kunnen. NAJK roept daarom minister Schouten op om de melkveehouderij ruimte te geven om te ontwikkelen.

Lees de hele brief hier: 06-03-02-3332NB – Brandbrief over situatie in de melkveehouderij

CDG on organic farming | Auke Spijkerman

Het is alweer bijna 2 weken geleden dat RTL nieuws met het nieuws naar buiten kwam over afwijkingen binnen de biologische sector. Tijdens die periode mocht ik naar Brussel toe. Dit om te kijken hoe de Europese commissie de wetgeving voor de biologische sector wil vernieuwen/ aanpassen. De regels voor biologische landbouw zijn namelijk in alle Europese landen gelijk, alleen zit er wel verschil in hoe landen de regels oppakken en hoe de nieuwe wetgeving op landelijk niveau ingepast kan worden.

De uitloop van kippen is nu een belangrijk topic waar in de EU over gesproken wordt. Bijvoorbeeld het al dan wel niet toevoegen van de serre in kippenstallen en of deze als buitenruimte meegerekend mag worden of niet. Dit stuk gaat over de technische invulling van de regelgeving wat stiekem wel een klein beetje saai is. Maar het is wel belangrijk voor biologische boeren dat dit goed geregeld is en het is daarom goed om te zien dat hier over gesproken wordt door boeren.Verder wordt er door de commissie onderzoek gedaan naar wat de civil dialogue group doet  en wat er beter zou kunnen. Hier is het wel interessant dat bepaalde groepen toch vaak vinden dat boeren oververtegenwoordigd zijn. Deze mensen vergeten vaak dat de regelgeving direct bij de boeren terecht komt en dat deze hier dagelijks mee moeten werken. Daarom is het ook zeer belangrijk dat boeren actief meehelpen om regelgeving beter te maken!

Vervolgens kregen we een zeer interessante presentatie over productie en import van biologische producten. Het was voor het eerst dat de commissie een overzicht kon geven over waar de biologische producten vandaan komen. Interessant is om te weten waar veel vandaan wordt geïmporteerd en wat dit voor producten zijn. Zo heeft Peru op het gebied van biologisch producten qua waarde het meeste geëxporteerd naar de EU.  Qua tonnage heeft China het meeste geleverd. Mocht je daar meer over willen weten kun je dat op de volgende hier vinden.

De biologische markt in de EU groeit hard en er wordt aangegeven dat de biologische markt deze groei zeer goed kan hebben. Verdere groei van biologisch boeren is dus zeker mogelijk.

De toegevoegde waarde van biologische producten is  hoger dan van gangbare producten. Dit verschil is in Europa alleen niet terug te zien in het inkomen van de boer. De marge wordt vooral gehaald later in de keten bij retailers, handel en verwerkers.