Volharding

Wat betekent dit voor jonge boeren en tuinders? Welke gevolgen heeft dit voor bedrijfsovername en bedrijfsperspectief? Wordt het hierdoor aantrekkelijker om boer of tuinder te worden? Dat zijn de vragen die wij ons als NAJK, bij alle ontwikkelingen die in de agrarische sector gaande zijn, doorlopend stellen. Te vaak is nog de conclusie dat voorgenomen wet- en regelgeving niet positief uitpakt voor onze achterban.

Hoe kunnen we obstakels voor zijn? Welke oplossingen kunnen wij aanbieden? Wie kan ons helpen? En waarom zouden zij dat doen? Voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt voor mijn bedrijf, dat geldt in de wereld van belangenbehartiging net zo goed. Ons doel is om de positie van de jonge boer of tuinder in het vizier van beleidsmakers te krijgen, nog voordat de eerste letter op papier is gezet. Daarmee kan een heleboel leed worden voorkomen.

Vaak lukt dat, maar daarna wacht ons de volgende arena. In het publieke debat of in de zalen van de Tweede Kamer gaan we met voor- en tegenstanders de discussie aan. Als alle belangen bij elkaar komen, de discussie heftiger wordt, dan wordt onze roep om aandacht voor agrarische jongeren ook luider. Ook op dat moment mogen de jongeren niet vergeten worden. Iemand moet de hand op blijven steken.

Soms dreigt het echt de verkeerde kant uit te gaan. Dan kunnen we niet anders dan een statement maken. Met de vuist op tafel slaan; tot hier en niet verder. Het is een valkuil waar we allemaal gemakkelijk in dreigen te vallen: in onze verhitte discussies en pleidooien vergeten waar het allemaal in de eerste plaats om was begonnen. Elk idee, iedere regel of wet, begon ooit vanuit de wens om de agrarische sector te verbeteren. Daar geloof ik in. En voor elke stap vooruit hebben we de jonge boeren en tuinders nodig. Wie anders gaan het immers doen?

Tel daarbij op dat we oplossingen moeten bieden die goed uitpakken voor alle soorten jonge boeren en tuinders die wij vertegenwoordigen. De beste oplossing voor de grootste groep. En niet alleen voor de jonge boeren en tuinders van vandaag, maar ook voor die van morgen. Een puzzel van belangen, wensen, noodzakelijkheden en mogelijkheden.

Om moedeloos van te worden? Ooit vrij van kritiek? Op allebei die vragen is het antwoord stellig ‘nee’. Misschien dat onze inzet te herleiden is tot jeugdig enthousiasme? Ordinair eigenbelang? Ook daarop is het antwoord ‘nee’. Wanneer besef ik het meest waar we het voor doen? Als ik mag komen uitleggen in zaaltjes vol met onze leden. Elke avond in zo’n zaaltje levert meer energie op dan het kost.

Dan word ik keer op keer met mijn neus op de feiten gedrukt: jonge boeren en tuinders hebben belang en noodzaak. We hebben een goed verhaal te vertellen. En dat blijven we dus ook doen.

Eric Pelleboer
Voorzitter NAJK

JOLA – Jonge Landbouwersregeling

Deze zomer heeft het nieuws bol gestaan van de landbouwperikelen. Te weten de stakingen in Frankrijk, ontwikkelingen in de melkveehouderij en verslaglegging over de nijpende situatie in diverse agrarische sectoren in Nederland. Kortom, geen positief nieuws en het geeft aan dat er werkelijk wat aan de hand is.

Het is bekend dat de landbouw steeds verder vergrijst. Bijna 30% van de bedrijfshoofden is ouder dan 65 jaar. Toch zien we de laatste jaren een toenemende belangstelling van jongeren om het agrarisch bedrijf voort te zetten. Soms vraag je je af waarom ze het doen en voor wat voor uitdagingen komen ze te staan? De toekomst lijkt niet altijd even rooskleurig. De jonge boer zal zijn/haar draai aan het bedrijf moeten geven om het florerend te houden. Ondernemerschap en lange termijn denken worden steeds belangrijker. Ook al staat het bedrijf er van oudsher financieel sterk voor. Bovendien gaat er vaak een aanzienlijk deel van het vermogen naar de oude dag van de ouders en eventueel broer(s) of zus(sen).

NAJK ondersteunt jonge boeren in de stappen naar bedrijfsovername. Bijvoorbeeld via cursussen of trainingen. Maar ook onderstreept NAJK het belang van modernisering, met de tijd meegaan, en duurzaamheid als belangrijke aspecten om goed voorbereid te zijn op de toekomst. Daarbij horen vaak investeringen waarvan het nut zeker wel duidelijk is, maar in het bedrijfsovernameproces nog onderaan de prioriteitenlijst staan. Dit vanwege de op dat moment financieel toch al zware lasten.Na langdurig en intensief overleg tussen NAJK en alle provincies is nu bekend dat er vanaf november opnieuw ingetekend kan worden voor deelname aan de Jonge Landbouwersregeling. Er is nu een zeer brede lijst aan investeringsmogelijkheden opgesteld, gericht op alle agrarische sectoren en allen gericht op modernisering en duurzaamheid. Naar gelang het financiële aandeel van de bedrijfsovernemer in het bedrijf groter is, zal ook de toekenning groter zijn. Goede voorbeelden van wat er allemaal mogelijk is hebben te maken met GPS-technologie, waarmee stappen gezet kunnen worden naar een vorm van precisielandbouw.

In de veehouderij zijn de investeringsmogelijkheden onder andere gericht op dierwelzijn/stalklimaat. Maar ook investeringen die een positief effect op het milieu hebben worden gestimuleerd. Dit zijn zaken die voor de toekomst steeds belangrijker zullen worden. NAJK heeft bovendien duidelijk aangegeven dat gewone investeringen die bij een normale bedrijfsvoering horen, zoals een nieuwe trekker, duidelijk niet op de lijst thuishoren.Door middel van goed onderschap en het doen van de juiste investeringen, waar mogelijk financieel ondersteund, zouden we in staat moeten zijn om schommelingen in de markt op te vangen.

Doeko van ’t Westeinde,
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille akkerbouw

Op zoek naar een goede balans

De agrarische sector heeft het zwaar, bij veel bedrijven staat het water aan de lippen. In het buitenland zorgt dit voor publieke protesten met veel ophef tot gevolg. De boeren komen in opstand, want er wordt volgens hen al tijden te weinig verdiend. Er vallen steeds meer agrarische bedrijven om en veel Nederlandse boeren geven aan dat als deze slechte economische situatie veel langer duurt, ook zij het hoofd niet meer boven water kunnen houden.

De grote vraag blijft echter, hoe zorgen we er dan voor dat er wel geld wordt verdiend? Hoe creëren we een goed verdienmodel waarbij er een eerlijke prijs voor het product wordt betaald en dit ook bij de producent terechtkomt? Niet alleen de opbrengstprijzen zijn laag, maar ook de kostenkant speelt een grote rol. Door sommigen wordt gepleit voor een warme sanering van de varkenshouderij. Bijvoorbeeld door het uitwisselen van varkensrechten met melkveefosfaatrechten. Hiermee zou een zogenaamde win-win situatie ontstaan. Echter, wie zijn hier dan de winnaars? Als er eenmaal varkensrechten zijn ingeleverd, zijn ze ook echt kwijt en worden de ontwikkelmogelijkheden voor blijvende varkenshouders dus beperkt. Ook helpt het inwisselen van rechten niet bij de totale fosfaatproductie. Fosfaat is immers fosfaat, door welke diersoort deze dan ook wordt geproduceerd. De mestmarkt verandert er niet door. Het argument dat de opbrengstprijzen in de varkenshouderij zullen stijgen wanneer er minder varkens in Nederland gehouden worden, valt ook te bediscussiëren. We produceren namelijk voor een vrije wereldmarkt. Blijft de rest van de wereld stil staan als Nederland 10-20% minder varkens heeft? Ik dacht het niet. Mijn deelname aan en opgedane kennis door de NAJK-studiereizen naar China dit jaar en Brazilië vorig jaar hebben dat wel bevestigd. Daarnaast valt er ook iets te zeggen over eigen verantwoordelijkheid. Moet een andere sector productierechten inleveren ten behoeve van een andere sector omdat deze explosief is gegroeid en geen rekening heeft gehouden met de fosfaatproductie? Geen enkele sector ten koste van een andere sector, dat is ons uitgangspunt, ongeacht omvang, economische waarde of maatschappelijke waardering. Bij ons geldt niet het recht van de op dat moment meest kapitaalkrachtige. Wij zijn familie. Alle sectoren die samen de Nederlandse land- en tuinbouw vormen, zijn onderdeel van hetzelfde geheel. De uitdagingen waar wij als agrarische sector in Nederland voor staan, raken ons allemaal.

Wellicht worden er de komende jaren door de huidige slechte economische situatie minder varkens in Nederland gehouden, maar dit neemt niet weg dat wij ook naar de toekomst moeten kijken. In de tijd dat het weer goed gaat willen wij, net als in andere sectoren, de ruimte behouden om onze bedrijven verder te kunnen ontwikkelen. Hierbij is een gezonde financiële situatie wel noodzaak. Jonge varkensboeren dienen daarom meer na te denken over wat zij eigenlijk willen bereiken met hun bedrijf. Waarom zijn bepaalde keuzes in het verleden gemaakt? Welke stappen ga ik met het bedrijf maken? Word ik daar gelukkig van? Ga ik daardoor een beter saldo behalen? Hoe ga ik ervoor zorgen dat mijn kosten en opbrengsten in balans zijn? Waar ga ik mijn producten afzetten? Wellicht mag ik wel hogere productiekosten maken, als daardoor de afzet beter geregeld is en de opbrengstprijs hoger is. Uiteindelijk draait het om financieel positief resultaat draaien. Uiteraard, boeren is een levenswijze, maar het bedrijf moet wel een inkomen opleveren. De continuïteit van het boerenbedrijf moet immers gewaarborgd zijn. Dat is de enige manier om er voor te zorgen dat de generaties na ons ook het bedrijf over kunnen nemen en voort kunnen zetten. Ik heb het volste vertrouwen dat we weer naar een goede tijd toewerken, anders zou ik niet in de varkenshouderij werken!

Annet van den Akker
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille intensieve veehouderij

De akkerbouwsector verenigd

Nadat de productschappen na een besluit van de Tweede Kamer afgeschaft zijn, zijn in alle sectoren initiatieven opgestart om een doorstart te maken naar een goede vervanger van de schappen. Bij sommige sectoren is het een producentenorganisatie geworden waar individuele agrariërs lid van kunnen worden. In de akkerbouw is het een brancheorganisatie (BO) geworden.

Dit is gedaan omdat een producentenorganisatie vanwege de diversiteit aan akkerbouwgewassen niet mogelijk bleek te zijn. Door middel van een brancheorganisatie bleek het mogelijk om alle sectororganisaties te verenigen die actief zijn in de akkerbouwkolom.

De brancheorganisatie is opgericht door dragende organisaties LTO, NAV en NAJK. Ook de overkoepelende organisaties die te maken hebben met de handel, verwerking en uitgangsmaterialen zijn in de BO vertegenwoordigd. Onder de brancheorganisatie vallen drie sectorspecifieke brancheorganisaties. De BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige gewassen. Dit is gedaan om een zogenaamde Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) uit te kunnen vaardigen. De BO is namelijk opgericht om collectieve vraagstukken en problemen aan te pakken die gewasoverstijgend zijn: oftewel zaken die een groot sectorbelang, maar ook publiek belang dienen.

De dragende organisaties hechten grote waarde aan het feit dat collectieve vraagstukken, waar onderzoek en innovatie voor nodig zijn, bekostigd worden door alle belanghebbenden. Jonge akkerbouwers zullen hier zeker ook van gaan profiteren. Daarom is het zo belangrijk dat de minister van Economische Zaken een erkenning heeft gegeven aan deze drie sectorbrancheorganisaties.

De BO heeft nu de mogelijkheid om, via zo’n AVV, alle geregistreerde akkerbouwers in Nederland financieel aan te slaan. Dus ook de niet-aangeslotenen van belangenorganisaties. Zo willen we voorkomen dat free riders profiteren van andermans inspanningen. Uiteraard is de financiële bijdrage naar rato van het bouwplan als het om specifiek gewasonderzoek gaat. Maar ook PR-activiteiten, zoals de Week van de Akkerbouw, worden op deze manier gefinancierd. Ik denk zelf dat free riders door het werk van belangenbehartigers al genoegd beloond worden. Dat de nieuwe brancheorganisatie het mogelijk maakt om collectieve heffingen voor het collectieve belang van de akkerbouwsector op te leggen, is dan ook een goede zaak.

Doeko van ’t Westeinde,
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille akkerbouw

Samen door één deur

Samen ben je sterker dan alleen. Je leeft niet alleen op de wereld. Één voor allen, allen voor één. Zomaar wat spreuken over samenwerking. Soms zo logisch dat je met elkaar rekening hoort te houden, maar vaak wordt dit wanneer het erom spant toch vergeten. In reactie op de discussie over het fosfaatproductieplafond hebben wij onlangs met het opiniestuk ‘Jij is wij’gereageerd.

De achterliggende gedachte van ons opiniestuk is dat wij de overtuiging hebben dat als we als landbouwsector in zijn geheel een goede toekomst willen we deze met elkaar in moeten vullen. Dit betekent rekening houden met elkaar: sectorbreed, landbouwbreed én maatschappijbreed. Uiteindelijk maak je samen keuzes waar je samen achterstaat. In het geval van het fosfaatproductieplafond betekent dit bijvoorbeeld dat je elkaars bestaansrecht respecteert, in de wetenschap dat wanneer uitbreiding bij de ene sector een krimp bij een andere sector betekent, je uiteindelijk het probleem nog niet oplost.

Samenwerking staat ook centraal bij bedrijfsovernames. Hierbij gaat het ook om ‘wat gun je elkaar’. Rekening houden met elkaar is daarin namelijk ook van groot belang. Wanneer maten niet samen door één deur kunnen is een bedrijfsovername namelijk gedoemd te mislukken. Van afstemming over simpele praktische zaken tot aan het bepalen van de overnamesom. Enkel wanneer de overdragers de opvolger gunnen het bedrijf in goede staat over te nemen én de opvolger de overdragers een goede oude dag gunt is de basis voor een geslaagde overname goed. Vaak is deze basis aanwezig, soms ook niet. Maar omdat een bedrijfsovername zo dicht bij de persoon staat moet er wel oog zijn voor deze noodzaak.

Ook bij ontwikkelingsruimte voor bedrijven geldt een vergelijkbare problematiek. Op dit gebied hebben we in dat licht, gelukkig, tot op zekere hoogte, wettelijke kaders die bepalen of vergunningen mogelijk zijn. Die kaders bepalen we met de overheid samen, al geeft zelfs het voldoen aan de kaders nog geen garanties voor het probleemloos verkrijgen van vergunningen. Echter, wanneer je in staat bent om samen met de betrokken partijen door één deur te kunnen gaan, gaat een vergunningprocedure ook soepeler.

In alle gevallen betekent dit dat je ruimte gegund moet krijgen. Geloofwaardigheid moet je verdienen. Door afspraken na te komen, de ander ook ruimte te bieden en vooral de kracht te zoeken in het versterken van elkaar. Vandaar dat wij zeggen, ‘Jij is wij’. Zonder wij ook geen ruimte voor jij.

Sander Thus,
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille bedrijfsovername

Bodem boert achteruit

Geen grote verrassing, de uitkomsten van het onderzoek naar de bodemvruchtbaarheid in Flevoland, uitgevoerd door de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). De resultaten liggen in lijn met de zorgen die onder boeren en tuinders al langer leven en met wat wij al aanvoelden: de kwaliteit van onze bodem neemt structureel af.

Voor een buitenstaander moet het onbegrijpelijk zijn, we zijn namelijk zelf schuldig aan deze trend. De meest vruchtbare gronden van Europa, verantwoordelijk voor ons dagelijks inkomen, de productiefactor van onze bedrijven, ze worden systematisch gedegenereerd. Door ons, wij boeren, omdat wij een inkomen willen genereren.

En dat is dan ook precies de reden waarom het gebeurt: om ons inkomen te kunnen blijven behouden zijn wij boeren genoodzaakt een bouwplan toe te passen dat voldoende inkomen genereert voor het benodigde bedrijfsrendement. Steeds meer agrariërs komen in een spanningsveld tussen gewin op korte termijn en lange termijn. Volgens RIDLV is dit versterkt door hoge grondprijzen, de sinds 2007 verdubbelde pachtprijzen en steeds kortere pachtperioden.

Dit spanningsveld moet doorbroken worden. Snel bovendien, voordat de structuur van onze gronden zwaar vernield is. Een optimale bodemvruchtbaarheid is in het belang van een duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en groenblauwe diensten zoals waterhuishouding en ecologische functies. Uitgemergelde gronden zijn het zwartste scenario. Geen boer die daar van kan leven, een verpachter trouwens ook niet. Wellicht schuilt daarin dus ons gemeenschappelijk belang. Zowel pachters als verpachters zullen bang moeten zijn voor een toekomstbeeld dat er zo uit zal zien.

Dat de overheid niet het goede voorbeeld geeft helpt niet. De korte geliberaliseerde pachtcontracten die RVB aanbiedt stellen de verkeerde standaard die door andere verpachtende organisaties wordt overgenomen. Onze polders zijn ingericht voor voedselproductie. Het is in mijn ogen ook juist de taak van de overheid om de blik op de lange termijn te houden, namelijk duurzame voedselproductie. Het past niet bij een overheid om te gaan voor winstmaximalisatie op de korte termijn. In het mestbeleid ontbreekt het langetermijnperspectief bijvoorbeeld ook. Een bodemgericht mestbeleid zou meer oog hebben voor het belang van mest voor de bodemvruchtbaarheid. Het besef dat onze bodem een gemeenschappelijk goed is, voor ons allemaal van levensbelang, wordt nu door de overheid onvoldoende erkend, en dus geborgd.

RIDLV lijkt nu de noodklok te luiden. Dat ze dat nu doen is natuurlijk geen toeval. Dit is het jaar van de bodem, het moment! En de discussie over het nieuwe pachtstelsel is in volle gang. We hebben nu, zoals de Engelsen het noemen, een ‘window of opportunity’. Het moment waarop alles samenkomt en verandering in gang kan worden gezet.

Het schetsen van onze duistere toekomst alleen is echter niet voldoende om verandering te bewerkstelligen. Probleem, bewijs, dialoog en oplossing vormen samen de vensters van onze ‘window’. En die oplossingsrichtingen zijn er. Nieuwe pachtvormen en een pachtprijs gebaseerd op het agrarisch verdienvermogen, zoals bij reguliere pacht, kunnen ervoor zorgen dat de noodzaak om voor het korte gewin te gaan wordt weggenomen. Bij zowel pachter als verpachter. Op de korte termijn levert dit voor de verpachter minder op. Dat is niet in lijn met het economisch motief van de verpachter en zal dus niet meteen op enthousiasme kunnen rekenen. Dat is begrijpelijk en niet onrechtmatig. De winst op lange termijn maakt dat echter dubbel en dwars goed. De rekensom is met het rapport van RIDLV in de hand goed te maken. Dat gegeven moet de verpachters wèl aanspreken. In plaats van onze verschillen kunnen we dan nu het gesprek aangaan over datgene wat we willen delen: toekomstperspectief.

Eric Pelleboer
voorzitter NAJK

Hoe ziet de agrarisch ondernemer van de ‘toekomst’ eruit?

Nu zou je natuurlijk kunnen denken: dat ben ik zelf. Maar wat is het dat jou onderscheidt van de anderen? Het ondernemersvak heeft zoveel facetten dat het lastig is om overal goed in te zijn. Welke vaardigheden worden de komende jaren belangrijk om jouw onderneming toekomstbestendig te maken? De ontwikkelingen in de wereld volgen elkaar in rap tempo op. Internationaal worden onze concurrenten beter. Hoe ga jij je als ondernemer hiermee om? Op welke manier kun je hier (nog) op anticiperen? Hoe en waar kun je de benodigde vaardigheden leren?

De Nederlandse agrarische sector is wereldwijd nummer 1 op het gebied van vaktechniek en we ondernemen in een land dat heel goed is in logistiek. Daarin schuilen volgens mij de eigenschappen die ervoor gezorgd hebben dat we koploper van de wereld zijn. De primaire producenten hebben zich jarenlang ingezet om de kostprijs te verlagen en daarbij te verduurzamen. Helaas zijn we in de agrarische sector, ondanks dat we de beste zijn, nog meestal de prijsnemer. Andere schakels in de keten bepalen wat wij krijgen. De strategie van de meeste supermarkten ‘de laagste-prijs-garantie’ draagt daar ook niet aan bij. In de zuivelketen is FrieslandCampina een mooi voorbeeld. Doordat er van melk ook andere producten gemaakt worden en doordat ze zorgen dat er via reclame vraag uit de markt komt kan er gezorgd worden voor een stabielere marktprijs. In de tuinbouwsector is dit jarenlang gedaan door de veiling (groente- en bloemenveiling). De laatste jaren hebben we in de tuinbouw afscheid genomen van dit systeem en waarschijnlijk ook wel met goede redenen. De constructies die volgden zijn echter niet zaligmakend. Maar hoe ga je hiermee om, welke positie heb je hierin?

Wat doen andere sectoren beter? Marketing? De maatschappij geeft om duurzaamheid en de burger is van mening dat iedereen een eerlijke boterham moet kunnen verdienen. Maar dan zijn er ook nog de consumenten: die weten niets van jouw kostprijs. Wel zijn ze bereid meer te betalen voor een goed gevoel. Dit zijn dingen die we allemaal weten, waarom presteren we dan op een aantal succesvolle bedrijven dramatisch op het gebied van marketing? Ik ben van mening dat de ondernemer van de toekomst deze vaardigheden zal moeten beheersen. Aan de ene kant het bestaansrecht: denken vanuit de omgeving, leren denken vanuit de positie van je buren. Hoe verkoop jij jezelf aan de maatschappij, liggen er nog kansen in jouw omgeving? Aan de andere kant het denken vanuit de markt: nieuwe ideeën en creativiteit, datgene produceren waar de vraag naar is.

Jan Enthoven
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille tuinbouw

Verkiezingsretoriek

In de aanloop naar komende verkiezingen voor de Provinciale Staten en het Waterschap valt op dat de debatten die lokaal en provinciaal gevoerd moeten worden vaak landelijk worden bevlogen. Voor bepaalde thema’s is dat logisch, de invloed van de Eerste Kamer is groot. Hier moeten andere meerderheden worden gevonden als in de Tweede Kamer. Thema’s die gedecentraliseerd zijn naar provincies en gemeenten, zoals ouderen en plattelandsbeleid, hebben een hoge interesse van de burger. Dit zorgt ervoor dat de Tweede Kamer zich geroepen voelt om een bijdrage te leveren aan deze debatten. Politici hanteren hierbij vaak de positieve profilering, in andere woorden: verkiezingsretoriek. Het onderscheiden ten opzichte van andere partijen met als doel het winnen van stemmen leidt vaak tot opmerkelijke ideeën en uitspraken, zoals de uitspraak van Partij van de Arbeid (PvdA) afgelopen week over de waterschapslasten. Dit zijn niet altijd uitspraken waar een landbouwsector meteen van moet schrikken, maar het geeft wel aan dat een goede belangenbehartiging erg belangrijk is. Hiermee zorgen we ervoor dat we ontwikkelingskansen op het platteland benutten daar waar mogelijk.

Koen Bolscher
Dagelijks bestuur NAJK, portefeuille melkveehouderij

Onderweg naar een nieuw pachtbeleid

Agrarisch ondernemers weten dat grond dé productiefactor van het bedrijf is. Grond, ongeacht of dit gepacht wordt of in eigendom is, vormt de basis van uw onderneming: het letterlijke en figuurlijke fundament waarop bedrijfsvoering en financiering zijn gebaseerd. Pachtgronden en gronden in eigendom zijn daarbij complementair aan elkaar. Op de meeste bedrijven zijn beide vormen aanwezig. In Nederland wordt namelijk 40% van de agrarische gronden verpacht.

Toen staatssecretaris Dijksma bij haar aantreden aankondigde dat het bestaande pachtbeleid zou worden herzien, is dat echter aan velen voorbijgegaan. Toegegeven, het pachtbeleid vormt een lastig en complex dossier. Pacht is misschien juist daardoor een ondergeschoven kindje in de gesprekken die wij voeren over de toekomst van ons ondernemerschap. Onterecht! Het pachtsysteem zal namelijk gaan veranderen. En dat is nodig: de reguliere en liberale pacht vormen twee uitersten die te ver uit elkaar liggen. Grondmobiliteit en de beschikbaarheid van grond zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle bedrijfsovername en de ontwikkeling van agrarisch ondernemerschap. Jonge boeren en tuinders hebben dus een belang in dit dossier. Voor NAJK voldoende onderbouwing om het onderwerp op te pakken en hoog op de agenda van belangenbehartiging te plaatsen. Een toekomstbestendig pachtbeleid is noodzakelijk en daar willen wij aan bijdragen.

Inmiddels beginnen de ontwikkelingen rondom dat nieuwe pachtbeleid elkaar steeds sneller op te volgen. In april 2013 startte de zoektocht met een evaluatie door professor Bruil, in opdracht van staatssecretaris Dijksma. Bruil sprak met vertegenwoordigers van verpachters en pachters. Alle belanghebbenden werden uitgenodigd bij te dragen. Het resultaat? Een rapport van 66 pagina’s dat door de verschillende belangenorganisaties zeer kritisch werd beoordeeld. De belangenorganisaties zijn, in reactie op de evaluatierapportage, bijeen gekomen om gezamenlijk het gesprek aan te gaan en de discussie te voeren. Samen kwamen we tot een alternatief voor het evaluatierapport van Bruil. Op 27 juni 2014 sloten we het ‘Deelakkoord van Spelderholt’. In dit deelakkoord doen de vertegenwoordigers van pachters en verpachters negentien concrete aanbevelingen voor aanpassingen van de huidige pacht. Een akkoord tussen partijen die op dit onderwerp meestal lijnrecht tegenover elkaar stonden: pachters en verpachters.

Het deelakkoord van Spelderholt dat er nu ligt, biedt echter geen enkele garantie voor de uitkomsten van de herziening van het beleid. Die discussie zal gevoerd worden in de Tweede Kamer. Eind februari zal de Kamer daar het startschot voor geven door zich te laten bijpraten over het evaluatierapport van professor Bruil. Daarna kan de inhoudelijke discussie echt van start gaan. De FAO riep 2015 uit tot het jaar van de bodem. Hoe toepasselijk is het dan ook om dit jaar te komen tot een nieuw pachtbeleid waarin duurzaam grondgebruik centraal wordt gesteld? Duurzaam voor de bodemgezondheid, maar ook duurzaam in verdiencapaciteit en ondernemersmogelijkheden. Het nieuwe pachtbeleid zal ons nog de nodige dilemma’s en hoofdbrekens opleveren: er zijn genoeg uitdagingen die we moeten overwinnen. Het zal ons echter ook volop kansen bieden. Met die positieve gedachte zullen we dit pad bewandelen. We zijn onderweg.

Eric Pelleboer,
voorzitter dagelijks bestuur NAJK

Alternatieve financiering is noodzaak voor nieuwkomer

Het jaar 2015 is afgetrapt. Een mooi moment om de balans van 2014 op te maken. Voor NAJK stond in 2014 het agrarisch gezinsbedrijf centraal. Ingegeven door de Verenigde Naties die 2014 uitriep tot jaar van het agrarisch gezinsbedrijf. In de agrarische sector is het gezinsbedrijf de meest voorkomende bedrijfsvorm. Als NAJK willen we vooruitstrevend zijn maar ook kritisch. We zijn actief in een sector die continu aan verandering onderhevig is en die bovendien enorm dynamisch is, maar daarin is ons businessmodel altijd hetzelfde gebleven. Daardoor rees de vraag: ‘Zijn we met dit bedrijfsmodel wel toekomstbestendig?’ Niemand van ons had een passend antwoord paraat. Reden voor ons om deze vraag in breder perspectief te stellen en vanuit verschillende invalshoeken te bekijken.

En dat hebben we gedaan. Alle dagelijks bestuursleden van NAJK hebben opiniestukken vanuit hun eigen portefeuille geschreven. We hebben van gedachten gewisseld met onze leden en externe partijen. Tot slot hebben we groots uitgepakt met het NAJK-symposium ‘Van Traditie naar Ambitie’ dat plaatsvond op 20 november. Vanzelfsprekend opgezet voor en door agrarische jongeren. Tijdens dit symposium stond het gezinsbedrijf centraal. We luisterden naar ervaringen en meningen van mensen met verschillende achtergronden, zoals ervaringsdeskundigen, onderzoekers en generatiegenoten. Door je kritisch op te stellen en buiten geijkte kaders te denken, zet je de eerste stappen die nodig zijn voor de toekomst. Voor jonge boeren en tuinders, dé voedselproducenten van de toekomst, is immers een belangrijke rol weggelegd in het wereldvoedselvraagstuk. Of dit gebeurt met of zonder het agrarisch gezinsbedrijf is hierin ondergeschikt. De noodzaak en het belang van de agrarische sector werd bevestigd door de aanwezigheid van Hare Majesteit Koningin Maxima en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken.

Wat kunnen we concluderen na 2014? Allereerst, dat de rol van het gezinsbedrijf in de agrarische sector ook in de toekomst onverminderd groot zal blijven. Maar ook dat bedrijfsovername van ouders op zoon of dochter geen vanzelfsprekendheid meer is. Ten slotte, dat steeds duidelijker naar voren komt dat de behoefte toeneemt aan ontwikkeling van en beschikking over alternatieve bedrijfs- en financieringsvormen. Bedrijfsovernamekandidaten zien daarin een noodzaak: zij verwachten deze nieuwe vormen nodig te hebben voor het realiseren van een succesvolle bedrijfsovername. De beschikbaarheid en de toegang tot alternatieve bedrijfs- en financieringsvormen zijn voor een steeds groter groeiende groep de enige mogelijkheid om het door hen gedroomde beroep uit te kunnen oefenen. Logischerwijs zou de ontwikkeling van alternatieve bedrijfs- en financieringsvormen worden aangejaagd door de vraag. Het blijkt echter dat deze ontwikkeling niet met de gewenste snelheid plaatsvindt. Ook voor jongeren waar geen agrarisch bedrijf in de familie voorkomt is een vlotte ontwikkeling van alternatieve bedrijfs- en financieringsvormen nu gewenst. Dit resulteert in kansen voor buitenfamiliaire bedrijfsovernames. Iets wat we gelet op de toenemende vergrijzing in de agrarische sector alleen maar moeten stimuleren. Toetreders van buiten de landbouw en alternatieve bedrijfs- en financieringsvormen moeten we zoveel mogelijk verwelkomen. De angst dat de identiteit van het authentieke bedrijf verloren gaat is voor sommigen een doemscenario. Wij, jonge boeren en tuinders, zijn daar niet bang voor. Ondanks moderne ontwikkelingen blijven traditie, historie, identiteit en verbondenheid met het agrarisch bedrijf bestaan. Elementen van onschatbare waarde, zodat wij, jongeren, ‘Van Traditie naar Ambitie’ gaan.

Eric Pelleboer
Voorzitter dagelijks bestuur NAJK