Akkerbouwonderzoek voor iedereen beschikbaar

Eindelijk is het zover! Gezamenlijk gefinancierd onderzoek voor en door alle akkerbouwers wordt na lang lobbyen mogelijk. Er moet alleen nog een stap gezet worden waarvoor jullie inzet keihard nodig is!

De Nederlandse akkerbouw moet een innovatieve sector blijven en daar hoort een goed onderzoeksprogramma bij. We hebben een goed netwerk aan kennisinstellingen en proefbedrijven in de Nederlandse landbouw. Al van oudsher vormen deze proefbedrijven de schakel tussen de theoretische kennis en de boerenpraktijk. Als we naar de akkerbouw kijken kennen we allemaal wel één of meerdere proefbedrijven waar vaak bijeenkomsten gehouden worden en waar praktijkproeven bekeken kunnen worden. Vaak zeer interessant. Je leert nieuwe dingen die op het eigen bedrijf in de praktijk gebracht kunnen worden.

De laatste jaren wordt echter steeds meer onderzoek op de proefbedrijven door commerciële bedrijven gefinancierd. Dit is noodzaak voor de proefbedrijven om in de benen te blijven, maar voor ons als telers wordt het steeds minder interessant. Dit omdat de resultaten meestal niet openbaar gemaakt worden. Veel van het onderzoek dat wel openbaar gemaakt wordt, werd gefinancierd door het vroegere Productschap Akkerbouw. De onderzoeksresultaten werden op een overzichtelijke manier gebundeld via onder andere Kennisakker. Nadat het Productschap opgeheven is in 2014, doet de Brancheorganisatie Akkerbouw haar best dit gat op te vullen. Het is dan ook een geweldige opsteker dat het ministerie ons een algemeenverbindendverklaring heeft afgegeven. Hierdoor is het mogelijk dat alle akkerbouwers in Nederland wettelijk verplicht bij moeten dragen aan gewasoverschrijdend onderzoek.

Een volgende stap is hoe de financiering in de praktijk geregeld moet worden. BO akkerbouw is ruim twee jaar met het ministerie over dit onderwerp in gesprek geweest. Het ging over hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle akkerbouwers in Nederland op een eenvoudige maar betrouwbare manier kunnen meebetalen aan onderzoek en innovatie in de akkerbouw. De wens van de sector was om dit via de opgegeven areaalgegevens bij de Gecombineerde Opgave te laten lopen. Het ministerie heeft dit echter continu afgehouden vanwege privacy redenen. Ondertussen heeft BO toch een groot onderzoekspakket opgesteld dat tot en met 2020 moet lopen. Denk aan bemestingsonderzoek, bodemonderzoek en onderzoek ter bevordering van weerbare teeltsystemen. Al deze onderzoekswensen komen uit de praktijk en zijn gewasoverschrijdend. Maar ondertussen loopt de uitvoering hiervan grote vertraging op, omdat de financiering nog niet geregeld is.

Onlangs heeft het ministerie eindelijk ingestemd met de areaalopgave via RVO. De koppeling per teler gaat echter niet automatisch. Telers moeten zelf een vinkje zetten om je areaalgegevens te delen met de BO. Vanaf 1 maart kan de Gecombineerde Opgave weer ingediend worden. Mijn oproep is dan ook: zet allemaal het vinkje want we zijn gebaat bij een langlopend en praktijkgericht onderzoekspakket met resultaten die openbaar blijven! Daar pluk jij straks ook de vruchten van.


Doeko van ‘t Westeinde

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Doeko van ’t Westeinde verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Doeko combineert deze functie met het werk op zijn akkerbouwbedrijf in Nieuweschans.

Jonge boer en tuinder: KIES WIJS!

Een jaar geleden gebruikte we de slogan ‘Jonge boer en tuinder, kies wijs’, om de Tweede Kamerverkiezingen onder de aandacht te brengen. Inderdaad, de Tweede Kamerverkiezingen werden alweer een jaar geleden gehouden, maar door de lange formatie lijkt het nog maar kort geleden. Op 21 maart staan de volgende verkiezingen voor de deur: de gemeenteraadsverkiezingen.

Het lijkt wellicht een open deur, maar ook deze verkiezingen zijn weer belangrijk voor de toekomst van jouw bedrijf. Immers waar de Tweede Kamer gaat over landelijke onderwerpen die impact hebben op al onze bedrijven, gaat de gemeente over de mogelijkheden op jouw locatie. Zo stelt de gemeenteraad onder andere periodiek een bestemmingsplan op. In dit plan worden zaken geregeld als grootte en vorm van bouwkavels, bouwvoorschriften en mogelijkheden tot verbreding op bepaalde locaties. Een heel ander onderwerp waar men zich mee bezig houdt is de leefbaarheid op het platteland en de bijbehorende voorzieningen. Dit staat misschien iets verder van je bedrijf af, maar uiteindelijk heeft het wel invloed op je eigen welbevinden en die van jouw omgeving.

Ik raad het dan ook aan om je te verdiepen in de partijprogramma’s in jouw gemeente. Heeft de lokale afdeling dezelfde standpunten als de landelijke afdeling van dezelfde partij? En waar staat die ene lokale partij voor? Staan er ook personen op de kieslijst die de agrarische sector een warm hart toe dragen? Gelukkig zien we op verschillende kieslijsten ook leden van NAJK staan. Jongeren die de handschoen oppakken en willen strijden in de lokale politiek voor de een mooie toekomst in hun eigen gemeente.

Er valt dus weer veel te kiezen op 21 maart. Kies dus ook voor het belang van de toekomst van jouw bedrijf op jouw locatie. Kortom, jonge boer of tuinder: KIES WIJS!


Andre Arfman

Als voorzitter van NAJK is Andre Arfman druk voor de agrarische jongeren. Dit combineert hij met zijn baan bij Alfa Accountants en het werk op het melkveebedrijf in Vorden.

 

Storm in een glas water

‘Veehouderij moet fijnstof verminderen’, ‘omwonende veehouderijen hebben meer longklachten’ en ‘hoge concentraties mensen en beesten bij elkaar is ongezond’, kopte een aantal artikelen van de NOS in juli 2017.

Organisaties en individuele ondernemers in de intensieve veehouderij zullen direct toegeven dat bij het houden van vee emissies ontstaan waaronder fijnstof. Dat is ook niet gek, waar dieren worden gehouden, op welke schaal dan ook, zijn emissies. De vraag is dan ook niet of deze emissies er zijn maar hoe deze kunnen worden ondervangen, dan wel worden beperkt.

In tal van initiatieven verenigd de sector zich opzoek naar een oplossing. Voor een deel zijn deze oplossingen al praktijkrijp, voor het andere deel zijn deze nog in onderzoek maar wat telt is dat men verantwoordelijkheid neemt.

Krantenkoppen en artikelen als bovenstaand vind ik niet passen bij een sector die zich zo in spant voor zijn omgeving. Er wordt geïnsinueerd dat de sector achteroverleunt en dat schaalgrote een direct verband heeft met uitstoot en de gevolgen hiervan op de omgeving. Ik durf te stellen dat we als sector zeker niet achteroverleunen en dat wij hier ons ook altijd hard voor moeten maken. Natuurlijk is het niet makkelijk om in financieel lastige jaren ook nog te moeten investeren in emissiereducerende technieken. Maar we moeten ons als sector blijven realiseren dat we dit nodig hebben voor onze ‘licence to produce’. Wie in de toekomst boer wil blijven, zal niet alleen de beste technische resultaten en de maximale winst moeten nastreven maar zal zich ook moeten blijven realiseren dat draagvlak bij de omgeving nodig is.

Hierbij is het extreem moeilijk te merken dat onze inzet door de omgeving niet gezien lijkt te worden. Men ziet grote stallen waarvan men geen idee heeft wat zich binnen afspeelt en heeft geen idee wat er gedaan wordt om overlast te beperken. De media draagt hier op bovenstaande wijze haar steentje goed aan bij.

Nu wil het geluk maar ook de pech dat er begin februari een artikel verschijnt waarin er gewezen wordt dat de uitstoot van intensieve veebedrijven veel lager is dan men altijd heeft gedacht. Een artikel van de Telegraaf kopte zelfs ‘Geen verband tussen longproblemen en platteland’. Uit een onderzoek van de gezondheidsraad blijkt de oorzaak van de longproblemen onduidelijk te zijn. Dit is natuurlijk mooi nieuws voor onze sector maar eigenlijk komt het te laat. De toon is gezet en wanneer het gaat om longproblemen op het platteland zal er altijd gewezen blijven worden naar de intensieve veehouderij. Een slechte naam veroorzaakt door een storm in een glas water. Als sector is het onze taak er alles aan te doen de schade van deze storm te beperken. Enerzijds door de juiste stappen te zetten binnen je bedrijfsvoering, anderzijds juist door te laten zien welke stappen je al gezet hebt en trots te zijn op ons mooie gezonde sector.


Stijn Derks

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Stijn Derks verantwoordelijk voor de portefeuille intensief. Stijn combineert deze functie met het werk op het pluimvee- en akkerbouwbedrijf.

Het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn, van generiek naar specifiek: een goede zaak!

De winter is voor mij een goede tijd om over het volgende teeltseizoen na te denken. Hoe ga ik de bemesting dit jaar anders doen? Misschien meer met vaste mest in plaats van drijfmest of kunstmest werken? Heeft het nut om meer met groenbemesters te gaan werken? Ik gebruik daar soms handige programmaatjes voor om dingen door te rekenen. Deze programma’s zijn echter wel gebonden aan de mestregelgeving en laat deze nu voor de komende jaren weer op de schop gaan. Regelgeving waarvan ik vroeger dacht: wie heeft het bedacht? En hoe kunnen ze het bedenken? Nu heb ik er in de praktijk mee te maken. Waarom zijn er zo veel beperkingen en verplichtingen?

Vlak voor de kerst is door minister Schouten het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn aangeboden. Dit programma zal onder andere het Nederlandse mestbeleid gaan bepalen voor de komende vier jaar. In dit programma staan de maatregelen die Nederland gaat nemen om de uitspoeling van stikstof en fosfaat naar het grond- en oppervlaktewater te beperken. Op dit moment voldoet Nederland nog niet aan de Europese eis van 50 mg nitraatuitspoeling via het grondwater. Dit speelt specifiek op bouwlandpercelen in het zandgebied in zuid Nederland en het lössgebied. Daarnaast kijkt Europa streng toe op de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater. Dit is in een veel groter deel van Nederland aan de orde, daar moet aan gewerkt worden.

Juist voor het zuidelijk zand en lössgebied gaan extra regels gelden die de uitspoeling van nutriënten via grondwater moet voorkomen. Zo zal er in het zuiden na de teelt van aardappels voor 31 oktober een vanggewas gezaaid moeten worden en de bemestingsnorm voor groenbemesters zal gehalveerd worden na de teelt van een uitspoelingsgevoelig gewas. Dit zijn enkele maatregelen die direct de boerenpraktijk raken en kosten met zich meebrengen. Ik vraag me sterk af of de maatregelen altijd daadwerkelijk het gewenste effect hebben. De meest ingrijpende maatregel is misschien wel de verplichte rijenbemesting in maïs vanaf 2021 op alle zand- en lössgronden. NAJK heeft voorgesteld om rijenbemesting alleen te verplichten op gronden waar werkelijk een hoge uitspoeling gemeten wordt, namelijk het zuidoostelijk zandgebied. Dit voorstel is echter niet aangenomen. Ook voor ruggenteelten gaat er iets veranderen: er zal een blokkade aangelegd moeten worden om afspoeling van het perceel tegen te gaan. Een blokkade in de vorm van een geul of sleuf rondom het perceel is nu ook toegestaan.

Juist voor akkerbouw is specifiek beleid belangrijk. Als teler moet je kunnen bemesten naar gewasbehoefte en grondsoort. Ik ben dan ook blij met de extra klasse voor de fosfaatnorm. De stap naar het compleet in beeld brengen van de in- en uitgaande mineralenstromen is nog niet gezet. Op deze manier wordt ieder bedrijf geprikkeld om zo efficiënt mogelijk met de bemesting om te gaan. Dit lijkt mij een goede richting. Het 6e actieprogramma vind ik in z’n totaliteit dan ook een stap in de goede richting om problemen die regionaal spelen aan te pakken.


Doeko van ‘t Westeinde

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Doeko van ’t Westeinde verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Doeko combineert deze functie met het werk op zijn akkerbouwbedrijf in Nieuweschans.

Toegang tot land

Column 1/3 | Ondersteuning jonge boeren

Er is een top 3 van zaken waar jonge ondernemers behoefte aan hebben: 1) toegang tot land; 2) toegang tot kapitaal en 3) kennisontwikkeling. In deze eerste column van de reeks ga ik in op toegang tot land.

Startende jonge boeren ervaren de beschikbaarheid van grond als grootste drempel om te starten. Het begint al voor de bedrijfsovername. Grond maal € 64.000,- per hectare drukt hard op de balans. Een bedrijf overnemen vraagt om veel kapitaal. Laat staan wanneer je extra hectares bij wilt kopen. Een externe verkoper zal wellicht minder vriendelijk zijn in het vaststellen van de hectareprijs dan je eigen ouders. Maar grond is wel nodig. De maatschappij stuurt immers naar een meer extensieve manier van landbouwbedrijven of naar meer weidegang. Als jonge ondernemers geen grond kunnen kopen, blijven de mogelijkheden van pachten of huren over. Het liefst tegen een prijs waarmee er nog een inkomen overblijft.

Namens NAJK mag ik in gesprek met verpachters en organisaties die verpachters vertegenwoordigen. Wat opvalt is het grote onrecht dat verpachters zich aangedaan voelen. Ze kopen dure grond, drukken de grondprijzen omhoog, klagen dat ze daarom veel vermogensrendementsheffing moeten betalen (1,2% x € 64.000,- is € 768,-) en dat er daarom weinig overblijft van de pacht die ze ontvangen. Als ‘wij’ ze helpen de vermogensrendementsheffing te verlagen willen ‘zij’ genoegen nemen met een lagere pachtsom. De omgedraaide wereld. De prijs van grond staat volledig los van de pachtprijs die een landbouwer kan betalen. Dat is het niveau waar de pachtprijs bij een schaarse grondmarkt naar toe beweegt en overstijgt. Het zou veel beter zijn de vermogensrendementsheffing op landbouwgrond fors te verhogen. Zo wordt het kopen van landbouwgrond door particulieren minder aantrekkelijk. Dan verliest de grote ballon op de grondmarkt wat lucht en dalen de grondprijzen tot een lager niveau. Door de lagere waarde hoeft de particulier ook nog eens over een lager bedrag vermogensbelasting te betalen (al bevind ik mij met die laatste zin op hetzelfde niveau als verpachters).

Waar het mij om gaat is dat uitmelkerij van grond niet meer van deze tijd is. Iedere landbouwer wil investeren in goede grondkwaliteit, met een vruchtbare bodem, hoge organische stof, veel waterbergend vermogen en weinig uitspoeling van mineralen. Echter, bij hoge pachtprijzen is er op korte termijn maar één manier om de pacht rendabel te maken. Dat zijn hoog intensieve en risicovolle teelten, met als gevolg een hoge belasting op de grond. Ten eerste is het voor jonge boeren zonder veel extra kapitaal niet mogelijk met zulke hoogrenderende intensieve teelten te starten en ten tweede moeten ze dit niet eens willen als de grond vervolgens geen tijd krijgt te herstellen. Misschien geluk bij een ongeluk, dat je een opstart van een bedrijf zonder zekerheden niet eens gefinancierd krijgt.

Ik was blij met de instemming van alle pachtpartijen dat er flankerend beleid moet komen om toegang tot pachtgrond door jonge boeren te bevorderen. Ik vind het jammer dat verpachters de insteek hebben dat hun vermogensbelasting op alle gronden, zowel kort als langdurig verpacht, zo laag mogelijk moet zijn. Dat doet geen recht aan de wens van de maatschappij om op een volhoudbare wijze landbouw te bedrijven. Ik pleit voor het verder verlagen van belasting voor verpachters die grond in reguliere pacht uitgeven, bij voorkeur aan jonge landbouwers en starters, en verder verhogen van belastingen voor degenen die enkel kort verpachten en door de hoofdprijs te vragen de grond uitmelken. Voor de belastingdienst maakt het per saldo niet uit. De (jonge) boer heeft langdurig zekerheid over de grond en kan erop financieren en investeren, de verpachter wordt fiscaal beloond wanneer hij zijn grond op een verantwoorde wijze uit gebruik geeft en het klimaat plukt de vruchten van een beter bodembeheer. Hoog tijd om te denken in het belang van het klimaat en de jonge boer.


Sander Thus

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Sander Thus verantwoordelijk voor de portefeuille bedrijfsovername. Dit combineert hij met zijn werk op het vleesvarkens- en akkerbouwbedrijf in Wehl.

Melkveehouders, ga online!

Contact maken met de consument. Als u het mij vraagt dé uitdaging van de zuivelindustrie in deze tijd. Gelukkig is er geen hogere wiskunde nodig om de brug te slaan. Een smartphone en Facebook-, Instagram- of Twitter-account is al voldoende!

Kunt u nog zonder smartphone en social media? Ik niet, moet ik bekennen. Zowel zakelijk als privé ben ik er de nodige tijd aan kwijt. Graag zou ik zien dat andere melkveehouders dat ook zouden doen. Facebook, Instagram en Twitter zijn namelijk krachtige tools om te communiceren met de consument. En dat is hard nodig.

Investeren in communicatie

De maatschappij is steeds minder goed op de hoogte van het reilen en zeilen van de zuivelindustrie. In de krant leest men over antibiotica, mestbeleid en dierenwelzijn, maar weten wat er écht speelt? Dat bereikt de consument maar mondjesmaat. Spijtig, want melkveehouders hebben een mooi en eerlijk verhaal te vertellen. Willen we als zuivelsector blijven floreren, dan is het van belang dat de maatschappij ons verhaal kent én waardeert. Fors investeren in communicatie is daarbij essentieel.

Likes voor koeien

Het mooie is: in feite kan iedere melkveehouder die verbinding met de consument maken. Simpelweg door vaker social media in te zetten. Het grote voordeel van een medium als Instagram is dat het een laagdrempelige vorm van communiceren is, maar een grote impact kan hebben. Zet eens een foto online van koeien die voor het eerst weer de wei in mogen. Wedden dat u in een mum van tijd vele ‘likes’ krijgt? Bovendien krijgt de Nederlandse consument zo spelenderwijs weer binding met onze prachtige zuivelproducten.

Toon de kracht van zuivel

Dus melkveehouders van Nederland; laten we wat vaker tijdens werktijd de telefoon erbij pakken en consumenten een kijkje geven in onze keuken. Goed voorbeeld doet volgen. Dit is hoe ik het verhaal van Nederlandse zuivel op Instagram vertel! Of kijk eens op de Facebookpagina van het Brabants Agrarisch Jongeren Kontakt (BAJK). Daar lees en zie je alles over de dagelijkse gang van zaken van trotse jonge boeren. Een mooi voorbeeld van hoe het ook kan!


Bart van der Hoog

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Bart van der Hoog verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Bart combineert deze functie met het werk op het melkveebedrijf in Enspijk.

 

Nieuwe passant, nieuwe ideeën

Met een nieuwe CEO kan FrieslandCampina eenvoudig afstand nemen van eerder gemaakte keuzes en het beleid omgooien. Het kan gaan inzetten op het verwaarden van meer verschillende melkstromen om het gat tussen gangbaar en biologisch te vullen.
Roelof Joosten heeft onlangs bekendgemaakt Nederlands bekendste zuivelreus te verlaten. Op zichzelf een opmerkelijk bericht, omdat hij pas een jaar of twee aan het roer was. Zijn vertrek doet mij denken aan de afscheidsspeech van Piet Boer, krap een jaar geleden. Piet stelde in zijn speech zeer treffend dat de topbestuurders van de NV passanten zijn. Ze hebben een dienende rol voor de coöperatie. De eigenaren van de coöperatie bepalen uiteindelijk wat echt belangrijk is en waar zij met hun zuivelverwerker heen willen.

Kenmerk van een echte coöperatie is de focus op de lange termijn. FrieslandCampina is primair opgericht voor het verwaarden van melk. Randzaken als energie en mest zullen nooit het verdienmodel worden. Kortetermijnwinst is niet belangrijk; het draait om de continuïteit, zodat ook de volgende generatie melkveehouders de voordelen plukt van het lid zijn van de coöperatie.

Nieuwe visie

Een nieuwe bestuurder aan het hoofd van de NV geeft nieuwe kansen. Je kunt het beleid eenvoudig omgooien en afstand nemen van eerder gemaakte keuzes. Te lang vasthouden aan verkeerde beslissingen uit het verleden kost soms onnodig veel geld. Met een nieuwe CEO is het makkelijk om over deze schaduw heen te stappen. Daarnaast kan een nieuwe CEO ook zijn nieuwe visie projecteren op de multinational.

Frans Keurentjes zei laatst op een vaderlijke toon tegen mij: “Alleen ga je sneller, samen kom je verder”. Het was op een vergadering van de klankbordgroep Duurzame Zuivelketen. Ik stelde dat je moet inzetten op meer verschillende melkstromen met hun eigen duurzaamheidskenmerk, als je als sector collectief gaat verduurzamen. Met diversiteit in melkstromen verduurzaam je als sector sneller en speel je in op de marktkansen die er zijn. De zuivelindustrie heeft nu als strategie om de gehele melkstroom te verduurzamen. De stappen die dan worden gezet zijn begrijpelijk klein, omdat iedereen moet meedoen.

‘Nu inzetten op verwaarden van melkstromen’

Als ik Hein Schumacher mag adviseren, zou ik juist nu inzetten op het verwaarden van verschillende melkstromen. Het is dan essentieel dat de leden de keuze krijgen of ze wel of niet meedoen met een nieuwe melkstroom. Het extra saldo dat een melkveehouder maakt moet voor een gedeelte ten gunste komen van zijn bedrijf, en een gedeelte aan de winst van alle melkveehouders binnen de coöperatie. Op deze manier krijgt je geen A- en B-leden.

Wanneer melkveehouders de keuze hebben of ze een bepaalde duurzamere melkstroom gaan produceren binnen een ketenconcept, is de weerstand nihil en kun je snel stappen maken als sector. Mogelijke nieuwe melkstromen met potentie zijn naast VLOG-melk natuurinclusieve melk, A2A2-melk, Beter Leven-melk, of melk van uitsluitend gras gevoerde melkkoeien.

‘De toegevoegde waarde van melk zit de aankomende decennia in het verwaarden van bijzondere melkstromen’

In Nederland is weidemelk de norm geworden, nu zelfs de kaassoufflés in de supermarkt een weidemelklogo krijgen. Ik vind het echt opvallend dat FrieslandCampina niets te bieden heeft tussen gangbaar en biologisch in. Vlees en eieren kent al jaren verschillende stromen in binnen- en buitenland. Nederland is geen land om te excelleren met kleurloze bulkproducten. Ons bestaansrecht hangt af van de toegevoegde waarde van melk. De toegevoegde waarde zit de aankomende decennia in het verwaarden van bijzondere melkstromen. Daar ben ik van overtuigd!


Bart van der Hoog

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Bart van der Hoog verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Bart combineert deze functie met het werk op het melkveebedrijf in Enspijk.

 

Wanneer ´zorgen voor’, ‘zorgen om’ wordt

Fijnstof, stalbranden, ammoniakuitstoot, fipronil, q-koorts. Zomaar wat termen die menig veehouder het afgelopen jaar de nodige hoofdpijn hebben bezorgd. An sich zijn deze zaken allemaal ernstig genoeg en een nachtmerrie voor iedere veehouder maar het lijkt wel of de media het niks kan schelen wat de boer hierbij voelt. Sensatie en scoren lijken belangrijker te zijn dan feiten.

Laten we voorop stellen dat het de verantwoordelijkheid van elke veehouder is zijn vee, zijn gezin en zijn omgeving te beschermen voor bovenstaande en andere punten. Veehouders hebben de plicht om hun omgeving niet tot last te zijn. Maar wanneer ben je iemand buitenproportioneel tot last? Vraag jezelf af of het echt nodig is om in het weekend mest uit te rijden maar wanneer de uiterste uitrijdatum of slecht weer in zicht is, dan is er mijn inziens sprake van overmacht. Communicatie kan hierbij het toverwoord zijn.

Het onbegrip vanuit burgers lijkt door onwetendheid groter te worden. Goede communicatie brengt essentiële veranderingen. Natuurlijk doet een ieder dit op zijn eigen manier: een open dag of een Facebookpagina voor je bedrijf. Het hoeft niet altijd groot te zijn. Een praatje met je naaste buurman, welke geen boer is, kan vaak ook veel leed voorkomen. Leg uit waarom je dingen doet zoals je ze doet en dat dingen soms niet anders kunnen. Dit kan je veel opleveren.

Bovenstaande klinkt relatief eenvoudig maar om het grote publiek te bereiken is meer nodig. Een gezamenlijke inzet van de gehele sector. Hoe is het mogelijk dat kleine anti-veehouderijgroepen het met hun geoliede marketingmachine kunnen winnen van een sector met duizenden ondernemers en vele grote spelers als voerfabrieken en andere leveranciers. Ik vraag me af waarom het de sectoren niet lukt om gezamenlijk met één positief geluid te komen. Wat ik wel weet is dat het heel hard nodig is, want waar we nu nog zorgen voor onze dieren worden het op veel plaatsen zorgen over onze dieren. Zorgen over de toekomst van onze bedrijven en zorgen over het verdienmodel van morgen. De verantwoordelijkheid dit tij te keren licht bij onszelf en wij zullen zelf deze handschoen op moeten pakken. Wie doet er mee?


Stijn Derks

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Stijn Derks verantwoordelijk voor de portefeuille intensief. Stijn combineert deze functie met het werk op het pluimvee- en akkerbouwbedrijf.

Fipronil: wijzen of oplossen?

Op het internet gonst het van beschuldigende berichten over de fipronilzaak. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de pluimveehouders, de Nederlandse overheid en ga zo maar door. Allemaal zou hen iets te verwijten vallen Er zijn fouten gemaakt maar ik vraag mij af of met de vinger wijzen de oplossing is om uit deze fipronilcrisis te komen.

Ik vind het moeilijk hier juist mee om te gaan. Wanneer ik een tweet zie over het ’falen’ van de NVWA lees, kan ik mij hier in vinden. Voor ik het weet heb ik het al geretweet. Wanneer ik hier langer over nadenk, vraag ik mij af hoe zulke fouten bij een organisatie als de NVWA gebeuren kunnen. Is het deze mensen wel persoonlijk aan te rekenen? Is er niet gewoon een zwaar te kort aan mankracht? Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er dingen anders hadden gemoeten maar is dat voldoende reden om nu direct de NVWA bij het grof vuil te zetten?

Dan de Nederlandse pluimveehouder, die had volgens velen beter moeten weten. Natuurlijk doe je er als pluimveehouder alles aan om na te gaan met wie je zaken doet voor je iemand in je stallen toelaat. Het gaat immers over je inkomen. Daarnaast durf ik met de hand op mijn hart te zeggen dat het de Nederlandse pluimveehouder aan het hart gaat wat er met zijn dieren gebeurd.

En natuurlijk de Nederlandse overheid. Na een lange radiostilte, mede door het reces, kwam dan de eerste reactie van staatsecretaris van Dam van Economische Zaken. Volgens sommigen niets zeggend en te laat, volgens anderen te prijzen dat hij in overleg was met de vertegenwoordigers van de sector. Wanneer er uit deze overleggen komt dat er uitstel van betaling van belasting kan worden aangevraagd, is dit wassen neus. Er is namelijk geen inkomen. Daarnaast vraag ik me af hoe de hele zaak verder gaat verlopen als de heer Van Dam na het reces afscheid neemt. Blijft er voldoende aandacht voor het probleem? En denken ook andere partijen dan Partij voor de Dieren na over deze hele kwestie?

Belangrijk is dat de pluimveesector zo snel mogelijk uit deze crisis komt. Deze crisis schaadt de pluimveehouders, het consumentenvertrouwen en de gehele pluimveesector. De toekomst van deze mooie sector staat hiermee op het spel. Met een vinger wijzen brengt geen oplossingen. Pluimveehouders van jong tot oud, de NVWA, de overheid, de banken en vertegenwoordigers van de belangenorganisaties moeten constructief het gesprek met elkaar aan.

Ieder heeft een rol om uit deze crisis te komen. Pluimveehouders: meld je als je met Chickfriend zaken heb gedaan en werk aan een fipronilvrije stal. NVWA geef zo spoedig mogelijk de bedrijven vrij. Verder wil ik de Nederlandse overheid met klem verzoeken onze mooie pluimveesector niet te laten vallen, zij hebben uw hulp nu meer nodig dan ooit. Laten we met elkaar de handen ineen slaan zodat dit de velen familiebedrijven niet de spreekwoordelijke kop hoeft te kosten!


Stijn Derks

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Stijn Derks verantwoordelijk voor de portefeuille intensief. Stijn combineert deze functie met het werk op het pluimvee- en akkerbouwbedrijf.

Met stomheid geslagen

Ik heb er geen woorden voor. Terwijl ik de berichtgeving over het waarschijnlijk intrekken van de RUB-lijst (Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen) lees, ben ik met stomheid geslagen.

Overal om mij heen zie ik organisaties en individuele personen die streven naar een duurzamere en groenere sector. De inzet beperken van gewasbeschermingsmiddelen van chemische aard staat al centraal bij kweker, handelaar en fabrikant van dergelijke middelen. We werken hier met zijn allen hard aan. De inzet van dergelijke middelen wordt reeds beperkter in ontwikkeling en het aantal toelatingen. Er blijven weinig riemen over om mee te roeien. Veelal middelen van natuurlijke komaf zoals de zeewier preparaten, knoflook extracten etc. Deze middelen zijn vaak bedacht en getoetst in de praktijk door de kleinere mkb-bedrijven. Deze bedrijven hebben onvoldoende macht en kapitaal om een dure toelatingsprocedure te bekostigen waardoor de RUB voor veel goeds zorgde. Zo wordt met succes knoflook-extract gebruikt om schadelijke nematoden te verjagen in vollegronds teelten en kunnen bepaalde zouten gespoten worden als luis bestrijders.

Waar geïntegreerde gewasbescherming onder glas inmiddels gewoon-goed begint te worden, staat dit proces voor de buitenteelt nog in de kinderschoenen. Juist dan zijn middelen geregistreerd op de RUB-lijst van essentieel in het huidige rassenassortiment!

Persoonlijk vind ook ik dat middelen die momenteel op de RUB-lijst staan voldoende getest en geregistreerd moeten worden op belasting van mens en milieu. Echter zijn deze procedures bijzonder kostbaar en daardoor vrijwel uitsluitend voor de multinationals toegankelijk. Met een trage ontwikkeling van nieuwe middelen tot gevolg. Dat er weloverwogen stappen worden gezet vind ik enorm belangrijk, maar wacht dan met het beperken van mogelijkheden om in Nederland te kunnen blijven telen!

Nu hoveniers geen glyfosaat meer mogen toepassen op verhardingen en in de praktijk veelal azijn gebruikt wordt om menig oprit vrij te houden van onkruid, ben ik erg benieuwd hoe een gemiddelde woonwijk er over twee jaar uitziet.

Kunnen we dit besluit dan omschrijven als een echt ‘van Dammetje?’


Jan Paauw

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Jan Paauw verantwoordelijk voor de portefeuille tuinbouw. Dit combineert hij met zijn baan bij de buitendienst van GMN, een adviserings- en verkoopbedrijf aan telers.