Op vrijdag 1 april heeft de minister van Natuur en Stikstof, van der Wal, een Kamerbrief gestuurd met daarin de hoofdlijnen van de gecombineerde aanpak stikstof, water, natuur en klimaat. In deze brief wordt opnieuw vastgehouden aan de kritische depositiewaarde (KDW). NAJK roept het kabinet op deze los te laten en zich te richten op het echte doel: de staat van instandhouding. In de brief gaat het daarnaast voornamelijk over de stoppers, NAJK mist de concrete focus op de blijvers.
In de Kamerbrief staat het woord ‘versnelling’ centraal. Dit is nodig vanwege de druk op de natuur en vergunningverlening. Daartegenover stelt de minister dat de gebiedsgerichte aanpak ook zorgvuldig moet gebeuren. “De begrippen ‘snel’ en ‘zorgvuldig’ staan veelal lijnrecht tegenover elkaar. NAJK vraagt zich daarom af of snelheid en zorgvuldigheid in dit traject realistisch is. NAJK wil heel graag door, maar het is wel belangrijk dat het proces zorgvuldig wordt doorlopen, zodat het écht wordt opgelost”, aldus NAJK-voorzitter Roy Meijer.
Focus op staat van instandhouding
De minister geeft in de brief aan dat zij de KDW hanteert als belangrijke indicator voor de druk van stikstof. NAJK vindt deze focus gevaarlijk voor het behalen van doelstellingen in de gebiedsgerichte aanpakken (GGA). Er zijn namelijk ook andere factoren heel belangrijk. In sommige gebieden is het zelfs helemaal niet mogelijk om aan de kritische depositiewaarde te voldoen. Een stikstofreductie van 50%, zoals commissie Remkes heeft voorgesteld, is een enorme opgave. Om deze opgave überhaupt te kunnen halen, moet de focus worden gelegd op een totale stikstofreductie van 50% over de binnenlandse stikstofemissie van heel Nederland. Daarnaast gaat het om het behalen van de natuurdoelstellingen, dus de staat van instandhouding, en niet het behalen van de KDW. In de ogen van NAJK een lastige taak, maar als de overheid ruimte geeft aan de sectorpartijen en agroketen én het fonds van 25 miljard gericht wordt op de blijver, wil NAJK hier wel stappen in zetten.
Blijvers
NAJK vindt het jammer dat er in de brief zoveel wordt gesproken over opkoop en eventuele onteigening. Er is nauwelijks aandacht voor de blijvers. De minister geeft aan perspectief voor agrarisch ondernemers belangrijk te vinden, maar NAJK mist hier de invulling van in de brief en het fonds van 25 miljard euro. “Het geld moet niet naar het bejaardenhuis, maar vooral naar de blijvers die deze opgaves tot uitvoering moeten brengen”, aldus Roy Meijer.
Economische autoriteit
Wat NAJK mist in de brief is een economische autoriteit die gaat toetsen of agrarische bedrijven straks sterker uit de GGA’s komen. Jonge boeren willen door, ze willen investeren voor de toekomstige uitdagingen, maar dan moeten zij wel perspectief hebben. Zij kunnen dit alleen doen als zij een sterk bedrijf hebben. De GGA kan een belangrijke rol spelen om de jonge boeren in positie te zetten en zo te werken aan de toekomst.
PAS-melders en interimmers
NAJK is positief over de uitspraak van de minister over de positie van PAS-melders en interimmers in de gebiedsgerichte aanpak. Letterlijk geeft zij aan: Alle initiatiefnemers van activiteiten kunnen deelnemen aan het gebiedsproces, ongeacht of er op dit moment sprake is van een vergunning. Aan het einde van dat gebiedsproces moeten alle activiteiten die zijn opgenomen in een getoetst en goedgekeurd gebiedsplan en die vergunningplichtig zijn ook een passende vergunning krijgen.
Dit zorgt ervoor dat blijvers die deelnemen ook perspectief hebben op een geldende vergunning en daardoor dus ook kunnen investeren in duurzaamheid op het gebied van klimaat, stikstof en water. NAJK is blij met deze duidelijke keuze en zal het kabinet hier ook aan houden. Daarnaast reikt NAJK het kabinet de hand uit om te kijken hoe dit vorm te geven. Tegelijkertijd maakt de belangenbehartiger voor de agrarische jongeren zich grote zorgen over de haalbaarheid van het legaliseringsprogramma op de korte termijn.
Behoud van landbouwgrond
Om een robuuste toekomstbestendige agrarische sector te houden, is het van belang dat landbouwgrond in de landbouw blijft en niet de bestemming ‘natuur’ krijgt. Het vergroten van een leefgebied of tegengaan van versnippering kan een oplossing zijn om de kwetsbare natuur verder te ondersteunen. Echter is het niet noodzakelijk om betreffende grond daar een natuurbestemming voor te geven.