“Het moet van Brussel”, met deze boodschap komen Nederlandse politici regelmatig thuis na een bezoek aan de Belgische hoofdstad. Of het nu gaat om het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), om de doelstellingen uit de Van-Boer-tot-Bordstrategie of vervelende passages uit handelsverdragen, bij moeilijk uit te leggen dossiers wordt gauw de ‘het moet van Brussel’-kaart getrokken.
Er wordt gedaan alsof we met handen en voeten gebonden zijn als het gaat om Brusselse regels. Maar wat is dit ‘Brussel’ nou eigenlijk? Worden hier ambtenaren van de Europese Commissie bedoeld, of misschien leden van het Europees Parlement? Er is namelijk nooit sprake van een ‘Brussels monster’, puur en alleen omdat besluiten altijd worden genomen door verschillende Europese instellingen. En in alle gevallen is het zo dat lidstaat Nederland invloed heeft op deze besluiten! Toch voelt het meestal niet zo.
De Europese Unie bestaat uit verschillende ‘instituties’. De belangrijkste drie zijn de Raad van de EU (de vakministers), het democratisch gekozen Europese Parlement en ten slotte de Europese Commissie, die wetgevende voorstellen doet. Deze drie instellingen kunnen alleen maar handelen op terreinen waar de lidstaten, dus ook Nederland, hen ooit toestemming voor hebben gegeven. Zo hebben de Europese instituties veel ruimte om beleid te maken op het gebied van landbouw en handel. Lidstaten zagen in dat het goed zou zijn voor economische welvaart en de Europese concurrentiepositie om samen productiestandaarden en kwaliteitseisen te stellen op deze terreinen. Op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg hebben de Europese instituties echter nauwelijks invloed. Hier wilden de lidstaten het heft zelf in handen houden. De lidstaten van de EU hebben dus zelf bepaald op welke onderwerpen ’Brussel’ het voortouw mag nemen.
Daarnaast zijn er Nederlanders werkzaam in Brussel die meebepalen. In het Parlement zitten 29 Nederlandse Europarlementariërs, we hebben een Nederlandse Commissaris en er schuift altijd een Nederlandse minister aan bij de Raad van de EU. Het is dus een fabel dat vanuit ‘Brussel’ met vaste hand geregeerd wordt, zonder dat er ook maar een Nederlander er iets aan kan doen. Sterker nog, er zitten bijna altijd Nederlanders aan tafel op invloedrijke plekken. Maar, Nederland krijgt niet altijd haar zin!
Waar wordt samengewerkt, moeten immers compromissen gesloten worden. Als je met 27 lidstaten productieregels afspreekt dan moet er vaak voor iedereen wat water bij de wijn. Het is de rol van politici om zo’n Europees gesloten compromis thuis uit te leggen. En als Nederland zich na het maken van een afspraak hier niet aan houdt, is het de taak van de Europese Commissie om Nederland hierop te wijzen. Als de Commissie dit niet zou doen, dan zouden de gemaakte afspraken natuurlijk niks waard zijn.
Als een Nederlandse politicus zegt ‘Het moet van Brussel’ betekent dit dus eigenlijk: “De Europese Commissie wijst ons erop dat dat wij ons aan afspraken moeten houden die wij met de andere Europese lidstaten hebben gemaakt.” Als een politicus het niet meer met deze afspraken eens is, dan zou deze hier ook eerlijk over moeten zijn. Het is lastig om de bestaande afspraken en normen te veranderen, maar het is niet onmogelijk. De eerdere wijziging van de Europese vogelrichtlijn is hier een voorbeeld van. Maar, het aanpassen van bestaande afspraken moet natuurlijk wel van twee kanten komen. Als Nederland flexibiliteit eist op bepaalde terreinen, zoals landbouw, wordt er van Nederland verwacht ook flexibel te zijn naar anderen en dit lijkt soms moeilijk op te brengen.
Roepen dat iets moet van Brussel of van de Europese Commissie is daarmee eigenlijk een politiek en populistisch zwaktebod. Nederland is hoe dan ook betrokken geweest bij de totstandkoming van de Europese wetgeving. Het doorschuiven van de verantwoordelijkheid voor beleid in de schoenen van de Europese Commissie is onverantwoordelijk en doet onterecht afbreuk aan het Europese sentiment. Het is tijd voor een eerlijk verhaal, want ‘Brussel’ bestaat niet.
Als NAJK hebben we regelmatig contact met politici en ambtenaren in Brussel. Door ons netwerk verder uit te breiden en te verdiepen, slagen we er steeds beter in door (soms populistische) berichtgeving heen te prikken en kunnen we dit ook verifiëren. NAJK-bestuurders hebben contact met ambtenaren en politici bij alle Europese instellingen en onze club haalt deze mensen ook naar Nederland, om de praktijk te leren kennen. Brussel naar het boerenerf dus. Zo krijgen we steeds meer grip op wat er ‘moet van Brussel’. De komende jaren komt er ook vanuit Brussel weer nieuwe wetgeving aan, bijvoorbeeld op het gebied van natuur en gewasbescherming. Mocht lidstaat Nederland hier haar handtekening onder zetten, dan laten we ons als boeren in ieder geval niet meer wijsmaken dat het simpelweg ‘moet van Brussel’.
Peter Meedendorp
Binnen het dagelijks bestuur van NAJK vervult Peter Meedendorp de rol als portefeuillehouder internationaal. Samen met zijn ouders en broer is hij de trotse eigenaar van een akkerbouwbedrijf in het Oost-Groningse Onstwedde en binnen het bestuur wil hij Brussel spreekwoordelijk gezien graag dichter bij de Nederlandse boer brengen.