Reductie van fosfaat op koers
De uitvoering van het fosfaatreductieplan verloopt naar wens. Het per 1 maart van dit jaar gestarte plan heeft samen met enkele andere maatregelen tot een flinke vermindering van de fosfaatproductie geleid. Inmiddels is al een groot deel van de beoogde reductie gerealiseerd. Daarmee is het gesprek over behoud van de derogatie, het uiteindelijke doel van het fosfaatreductieplan, binnen bereik gekomen.
Voor staatssecretaris Van Dam is het voorspoedige verloop van de fosfaatreductie aanleiding om het reductiepercentage voor de derde periode van het plan (de maanden juli en augustus) niet te verhogen tot maximaal 20%, zoals was voorzien. De verhoging blijft beperkt tot 12%, kondigde hij vandaag aan in een brief aan de Tweede Kamer.
Voortzetting reductie noodzaak
Mogelijk dat dit percentage ook de rest van het jaar kan worden gehanteerd. Daarvoor is wel noodzakelijk dat het al bereikte resultaat wordt vastgehouden. De zuivelsector onderschrijft dan ook de opvatting van de staatssecretaris dat de fosfaatreductie onverminderd doorgezet moet worden.
“Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat in de afgelopen periode de melkveestapel zo is ingekrompen dat het doel van het fosfaatreductieplan binnen bereik is. Maar we zijn er nog niet. Het is in het belang van de melkveehouderij om nu vol te houden en de laatste stappen te zetten. Dit is nodig om in Brussel het gesprek te kunnen voeren over behoud van derogatie”, aldus de staatssecretaris.
Alternatieve invulling jongveegetal
De staatssecretaris heeft ook een alternatieve invulling voor het jongveegetal in de fosfaatreductieregeling aangekondigd. Hierdoor kunnen melkveebedrijven jongvee afvoeren voor dood, slacht en export, zonder dat daarvoor ook zij een evenredig aantal melkkoeien hoeven af te stoten. Bovendien mogen zij nuka’s tot de leeftijd van 35 dagen vrij afvoeren naar een melkleverend of niet-melkleverend bedrijf in Nederland. Het jongveegetal is alleen van toepassing op melkveebedrijven die jongvee ouder dan 35 dagen afvoeren naar een melkleverend of niet-melkleverend bedrijf in Nederland.
De alternatieve invulling van het jongveegetal was noodzakelijk omdat de oorspronkelijke variant de normale bedrijfsvoering op veel melkveebedrijven belemmerde. De aanpassing is tot stand gekomen op verzoek van de sector.