Nederlandse eiwitteelt de toekomst?
De Nederlandse veehouderij kan tegenwoordig niet meer zonder buitenlandse soja. Soja is vanwege het hoge eiwitgehalte en een goede aminozuursamenstelling heel geschikt als veevoer voor melkvee, kippen en varkens. Hoe gewild soja ook is, het sojagebruik van de Nederlandse veehouderij blijft één van de hete hangijzers in de discussie over de wereldwijde footprint van onze agrarische sector.
Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek
Ooit begon de sojahandel voor de veehouderij met sojaschroot, een bijproduct van de productie van sojaolie. Het sojaschroot bleek een gunstige voederwaarde voor de veehouderij, waardoor de prijs van sojaschroot enorm steeg. Inmiddels vormt sojaolie nog slechts de helft van de waarde van soja en sojaschroot dus de andere helft. Daarmee veranderde sojaschroot van restproduct naar één van de hoofdproducten waarvoor soja wordt geteeld.
Nederlandse soja-import is niet per definitie slecht: het klimaat in Zuid-Amerika is erg geschikt voor sojateelt en in Nederland zijn we weer goed in andere dingen. Door beide datgene te doen waar we goed in zijn, zorgen we samen voor de meest efficiënte voedselproductie. Maar de uitbreidende sojateelt heeft wel negatieve bijeffecten: in twintig jaar is het wereldwijde soja-areaal verdubbeld. Dit leidt tot ontbossing, verlies aan biodiversiteit en sociaaleconomische problemen voor de oorspronkelijke bewoners van productiegebieden. Ook zorgt grootschalige soja-import voor een onderbreking van de kringloop: na het voeren van onze dieren blijft de mest in Nederland achter.
Geen ideale situatie. Doordat de soja decennia lang goedkoop was heeft de ontwikkeling van alternatieven stilgelegen. Inmiddels wordt gezocht naar alternatieven die Nederlandse veehouders minder afhankelijk maken van buitenlandse grondstoffen. Zo wordt er onder andere geëxperimenteerd met lokale sojateelt, maar is er ook aandacht voor de teelt van lokale eiwitgewassen zoals lupine, erwten, koolzaad(schroot) en natuurlijk grasklaver. Veevoerfabrikanten en de WUR doen onderzoek en proeven om het rendement van regionaal geteelde eiwitbronnen te verhogen. Met succes, de opbrengsten stijgen jaar na jaar. De hectareopbrengst is momenteel met 2,7 ton vergelijkbaar met die van Brazilië. Lupine en soja zijn daarnaast geschikte rotatiegewassen, ze binden stikstof uit de lucht aan zich, wat de bodemvruchtbaarheid ten goede komt.
Mocht het voor een brede groep boeren aantrekkelijk worden om eiwitproducten te telen in Nederland, dan snijdt het mes aan twee kanten: de Nederlandse landbouw wordt minder afhankelijk van het buitenland en verkleint tegelijk zijn footprint voor de gevolgen van sojateelt in het buitenland.
NAJK en Jongeren Milieu Actief (JMA) hebben de handen ineengeslagen om met dit thema aan de slag te gaan. Gezamenlijk lichten zij onder de noemer ‘Een duurzame toekomst boer je zelf!’ leerlingen van AOC’s voor over de voor- en nadelen van het Nederlandse sojagebruik. Meer informatie over dit project is te lezen op de website van NAJK.