‘Stop met het eten van vlees en verbeter de wereld!’
‘Stop met het eten van vlees en je verbetert de wereld’ is een uitspraak die ik helaas regelmatig tegenkom in verschillende discussies rondom onderwerpen als klimaat, maar ook stikstof. Hierbij wordt altijd de impact genoemd die de productie van dierlijke eiwitten en in het bijzonder vlees op het milieu heeft. Om het verhaal nog meer kracht bij te zetten wordt ook nog even gemeld wat er aan grondstoffen, zoals water voor de productie wordt gebruikt. Dit leidt er toe dat een onderwerp als de vleestaks weer volop op de agenda staat. Wat mij betreft is het prima om hier een discussie over te voeren, maar dan moet deze wel eerlijk zijn.
Kijk je naar deze discussie dan kijkt men heel vaak naar alleen de consumptie van vlees. Het alternatief wordt voor het gemak maar even vergeten, terwijl deze ook grondstoffen kost en vaak een grote impact op het milieu heeft. Sterker nog: als we die al meetellen, komt vlees een stuk minder slecht naar voren en is in sommige gevallen zelfs beter.
Hetzelfde geldt min of meer als we kijken naar bijvoorbeeld de hoeveelheid water dat gebruikt wordt om vlees te produceren. Hierbij wordt stelselmatig vergeten dat het overgrote deel water is dat uit de lucht valt. Door dit uit te drukken in liters doet de ‘macht van het getal’ ook zijn werk. Daarnaast kost een alternatief veel en soms zelfs nog meer water, maar ook dit wordt dikwijls vergeten.
De behoefte aan nutriënten die de mens nodig heeft om goed te functioneren, moeten we ook niet vergeten bij dit verhaal. Een tijd terug las ik een artikel in Voeding Magazine waar dit onderwerp centraal stond. In dit artikel werd stil gestaan bij het feit dat de mens niet zozeer behoefte heeft aan bepaalde eiwitten, maar juist aan de onderdelen van de eiwitten: de aminozuren. Wanneer je naar dat niveau gaat kijken kun je ook stellen dat je gaat kijken naar een efficiënt voedingspatroon, waarbij je met zo min mogelijk eiwit toch volstaat in de behoefte aan de benodigde aminozuren. Hieruit kwam naar voren dat producten als vlees en zuivel relatief goed aansluiten bij de aminozuurbehoefte van mensen. Dit in tegenstelling tot plantaardige alternatieven, waarbij de verhouding tussen de behoefte en consumptie van aminozuren verder uit balans ligt. Dit zou betekenen dat met een beperktere inname van dierlijk eiwit je sneller aan de aminozuurbehoefte kunt voldoen dan met plantaardige alternatieven, waarvan je er dus meer nodig hebt.
Als laatste punt vergeten we vaak dat alternatieven voor vlees vaak elders op de wereld geproduceerd worden. Vaak zijn dit ook gebieden waar veel mensen wonen en de behoefte aan (gezond) voedsel groter is dan het aanbod. Het is dan ook de vraag of het vanuit ethisch oogpunt wel juist is om onze eiwitbehoefte in te vullen met producten die in die gebieden groeien en prima zouden kunnen dienen als voedselbron daar. Echter, doordat wij deze massaal opkopen zijn de prijzen van die producten gestegen en onbetaalbaar geworden voor de lokale bevolking. Om over het transport van deze goederen per vliegtuig nog maar te zwijgen..
Kortom: de discussie over het consumeren van vlees mag best gevoerd worden, maar dan moet dat wel op een eerlijke manier en met de juiste feiten gebeuren. Tevens moeten we daarbij de alternatieven en beschikbaarheid daarvan meenemen en het geheel bekijken in het bredere plaatje. Het zou mij dan niet verbazen dat we tot de conclusie komen dat het eten van vlees in Nederland wellicht beter is voor de wereld dan het ophalen van overzeese alternatieven. Wellicht kantelt de discussie dan wel van een mogelijke vleestaks naar een plastictaks voor allerlei wegwerpgoederen die we invliegen vanuit Azië.
Andre Arfman
Als voorzitter van NAJK zet Andre Arfman zich in voor de belangen van jonge agrariërs en specifiek op het klimaatdossier. Dit combineert hij met zijn baan bij Alfa Accountants en het werk op het melkveebedrijf in Vorden.